1-Samuël 12:1
VERANTWOORDINGAFLEGGEN
1 Sm 12: 1-5
Bij onze wandeling door het eerste boek van Samuël stuiten we in hoofdstuk 12 op een onderwerp dat ik zou willen betitelen als ‘verantwoording afleggen’. We lezen namelijk in de eerste vier verzen van dit hoofdstuk dat Samuël verantwoording aflegt van zijn richterschap voor het volk. Hij doet dat niet gedwongen of als gevolg van een oproep van hogerhand, nee, hij doet dat vrijwillig.
Hij doet dat heel bondig door aan het volk een paar vragen te stellen, die ze in het besef van de tegenwoordigheid van God naar eer en geweten moeten beantwoorden. Hij vraagt ze wiens rund of wiens ezel hij van hen afgenomen heeft . Dat zou afpersing of eigenlijk diefstal geweest zijn. Hij vraagt wie hij verdrukt of verongelijkt heeft. Dan zou hij zijn naaste onrechtvaardig behandeld hebben en misbruik gemaakt hebben van zijn positie als richter. Tenslotte vraagt hij van wie hij een geschenk heeft aangenomen en daarbij in de rechtspraak een oog zou hebben toegedaan.
Op al die vragen antwoordt het volk ontkennend. De profeet roept daarbij God als getuige aan dat ze bij hem niets hebben gevonden wat niet deugde. Het volk accepteert deze uitspraak en betuigt dat openlijk voor God.
Wat een prachtig getuigenis wordt hier van Samuël gegeven. Van veel van de latere regeerders in Israël kon dit niet gezegd worden. Als we denken aan diverse hooggeplaatsten in onze tijd dan zouden ze dik door de mand vallen als ze op een dergelijke manier zich voor het volk te verantwoorden hadden. Denk eens aan de regeerders in Zuid-Amerika , Afrika en Azië. Maar laten we het niet zover zoeken: ook in Europa en ook in Nederland zouden om zo te zeggen heel wat koppen vallen.
Maar willen we de lessen uit 1Sm.12:1-4 goed toepassen dan moeten we niet naar de wereld kijken, maar naar het volk van God in onze tijd. Israël was immers niet zomaar een volk, maar het volk van God en wij als Christenen zijn het geestelijke volk van God in onze tijd (verg. Tt2:14,15). Hoe staat het met hen die onder het volk van God een verantwoordelijke positie innemen en die als leiders te vergelijken zijn met Samuël? Hoeveel machtsstrijd vinden we onder hen, hoeveel bevoordeling van zichzelf. We lezen van fraude bij christelijke hulpverlenende organisaties. Soms betreft het gelukkig nog geen regelrechte fraude zoals in de bouwfraudezaken openbaar gekomen is en waar trouwens ook diverse christenen bij betrokken waren, maar gaat het om een veel te groot kostenpakket door het geven van diners en het incasseren van te hoge reisvergoedingen.
Maar ik wil de kring kleiner trekken en ook daar de kwestie van verantwoording invullen. Ik denk aan de kring van gelovigen waarbinnen we ons bevinden. Zijn allen die daar een bepaalde taak of verantwoordelijkheid hebben, bereid daarvan openlijk verantwoording af te leggen, of achten we ons alleen verantwoordelijk voor de Heer en plaatsen we ons boven de kritiek van medegelovigen? Kunnen we ertegen als we op bepaalde tekortkomingen of fouten worden gewezen? Geven we eerlijk antwoord op vragen als: ‘Wat heb je toen en toen gedaan of gezegd ?’, ‘Waarom heb je gedaan of gezegd wat je deed? ‘.
Er zit ook een andere kant aan deze medaille, want soms heeft men kritiek op een leider, maar men spreekt hem er niet op aan, integendeel,men laat die kritiek circuleren in ‘de wandelgangen’. Dan is men echter medeschuldig als leiders in de gemeente de verkeerde kant uitgaan en blijven gaan.
Tenslotte trek ik de cirkel nog wat nauwer, namelijk om mezelf en ieder van ons persoonlijk. We lazen van Samuël dat hij zichzelf en het volk in de tegenwoordigheid van God stelt. Welnu, God is de hoogste autoriteit en voor Hem zullen we eenmaalallen verantwoording moeten afleggen. Zijn we ons dat bewust bij alles wat we doen en alles wat we behoren te doen, maar wat we nalaten.?Laten we daarbij denken aan uitspraken als in Rm14:10-12; 1Ko3:13-15; 4:4,5; 2Ko5:10. en die diep tot ons laten doordringen!
Geve God dat we net zo vrijmoedig voor mensen en voor God verantwoording kunnen afleggen als Samuël dat kon doen.