De conferenties in Belgie werden in de regel door vrij wat Nederlandse ‘werkende broeders’ bezocht. Iemand zei eens dat werkende broeders broeders waren die opgehouden waren met werken. Maar goed na afloop van de besprekingen zat men soms ten huize van een broeder gezellig bij elkaar en was er wat ontspanning.
Er werden dan anekdotes verteld of ook wel grappen uitgehaald. Op een keer zei br. Vink of br. Van der Ster tegen br. Siegelaar die als oudere broeder nog wel een grap kon waarderen: Beste broeder als u op die stoel gaat staan dan bent u eraf voordat ik tot drie geteld heb’. Siegelaar liet zich dat niet gezeggen. Hij ging op de stoel staan die in het midden van het gezelschap was geschoven. Daarop stond – laten we zeggen – Van der Ster op en liep eenmaal om de stoel heren, vervolgens nog een tweede keer en toen ging hij weer op zijn stoel zitten…
Siegelaar begreep de mop en redde zijn gezicht door een vermanende toespraak tegen de broeder te beginnen. Hij was nog maar net van wal gestoken of er werd nieuw bezoek aangekondigd. Br. J.N. Voorhoeve en br. Tiesema kwamen de gang in.
Het gezelschap in de kamer voelde zich als een schooljongen die op een of andere ondeugd betrapt was en iedereen ging bij dit ‘hoge’ bezoek weer netjes in de houding op zijn stoel zitten.
Schijnheilig? Nee, zo moet je dat niet noemen. De verhoudingen lagen toen zo en wat doe je dan…