Laat ik maar meteen opbiechten, dat het slot van dit artikel een waarschuwing bevat voor allen die evangeliseren met gebruikmaking van muziek. Denk nu niet dat ik zeker een hopeloos conservatief geluid zal laten horen. Het gaat me er niet om het gebruik van muziekinstrumenten op zichzelf af te keuren. Ik wil alleen waarschuwen voor excessen. Mijn waarschuwing geldt niet alleen het gebruikmaken van muziek, maar ook het optreden van zanggroepen of zangkoren.
Geen muziek?
Er zijn christenen, die muziek bij evangelisatiesamenkomsten uit de boze achten. Zelfs zijn er die elk muziekinstrument uit de huiskamer zouden willen bannen. Onder”onze broeders” in Engeland worden zulke geluiden wel gehoord. Laten we hen daar niet hard om vallen. Laten we hopen dat ze hun visie niet ten koste van alles aan anderen opleggen, want dat geeft natuurlijk moeilijkheden.
Het is nuttig de argumenten van deze gelovigen onder ogen te zien. Zij die afkerig zijn van het gebruik van elk muziekinstrument, baseren hun mening op twee argumenten:
a. muziek spreekt vleselijke gevoelens aan; het geestelijk lied mag dus nooit met muziek gepaard gaan;
b. muziek is een uitvinding van de goddeloze mens. De nakomelingen van Kaïn zijn er mee begonnen (Gen. 4:21).
De broeders die alleen tegen het gebruik van muziekinstrumenten bij de evangelie verkondiging zijn, voeren dáárvoor dezelfde argumenten aan als wij voor het weren van muziek uit de samenkomst van gelovigen. In Engeland beschouwt men evangelieverkondiging namelijk als een activiteit van de gemeente.
Is muziek vleselijk?
Wat verstaat men onder “vlees”? Bedoelt men “vleselijk” in de zin van natuurlijk, tot de schepping behorend? (vgl. 1 Petr. 1: 24)? Of bedoelt men “vleselijk” in de zin van “zondig”? Als muziek in de laatste zi vleselijk zou zijn of slechts vleselijke gevoelens zou opwekken, zou Israël nooit een eredienst van God ontvangen hebben waarin muziek en zang zo’n belangrijke plaats innamen. Psalm 1,50 zou dan beslist niet in de bijbel gestaan hebben.
De eredienst van Israël mag een ander karakter gedragen hebben dan die van de gemeente, maar ook onder Israël mocht “het vlees” geen plaats hebben in de dienst vat God. Ook Israël mocht God niet met “vleselijke” middelen dienen. Van de tabernakel staat, dat het een “wereldlijk” heiligdom was, maar dat is nog wat anders dan een “werelds” of een “vleselijk” heiligdom, met een “wereldse” of “vleselijke” dienst. Neen, het was een heiligdom hier op aarde. Zoals de zegeningen van Israël voor het grootste deel van stoffelijke aard waren e hun plaats hier op aarde betroffen, zo wa ren in de dienst van Israël ook elementen van deze aarde betrokken. Maar dat is nog wat anders dan dat in deze dienst vleselijke elementen een rol zouden mogen spelen.
Daar komt nog bij, dat de tabernakel een zinnebeeldige weergave was van dingen in de hemel. Ook de dienst erin vertoont dit zinnebeeldige karakter. Maar zinnebeelden van hemelse zaken kunnen toch nooit vleselijk van aard geweest zijn. Hier kan aan toegevoegd worden dat David nooit gebruikt was om met zijn muzie -Saul te kalmeren als muziek vleselijk zou zijn. Ze zou dan ook niet die uitwerking gehad hebben (zie 1 Sam. 16:23). En zou Elisa een citerspeler gevraagd hebben en zou de hand des Heren onder diens spel op hem gekomen zijn (2 Kon. 3: 15), als muziek vleselijk was?
Spreekt muziek het vlees aan?
Men zou kunnen tegenwerpen, dat muziek zelf niet vieselijk is, maar dat ze wel het vlees aanspreekt. Dit is echter onnauwkeurig gezegd. Muziek kan “het vlees in ons” aanspreken, maar dat is niet noodzakelijkerwijze zo. “Het vlees” is het zondige eigen-ik in de mens. We moeten dus met twee faktoren rekening houden, namelijk met de muziek en met de mens. De vraag is nu niet alleen: maakt de mens muziek, maar: hoe brengt hij die muziek? De wijze waarop men musiceert kan van dien aard zijn, dat het vlees aangesproken wordt, maar dan hebben we met een extremiteit te doen. Daarmee mag men de muziek op zich nog niet veroordelen. Elke scheppingsgave kan immers misbruikt worden.
In de tweede plaats kan men muziek en zang gebruiken om vleselijke gevoelens te strelen, namelijk als men wil gloriëren in zijn prestaties, maar daarvoor kan men ook elke andere gave van God misbruiken. Ook een “leraar” in de gemeente staat aan dit gevaar bloot. Het voorgaande kan met het voorbeeld van de tabernakel (tempel) géillustreerd worden. Met zijn vele kleuren, zijn blinkend goud, zilver en koper was dit een geweldig mooi gebouw. Nu kon een Israëliet naar dit huis des Heren opgaan om zich te vergapen aan al die schoonheid. Hij kon zich dan op de borst slaan en zeggen: “Wat een heiligdom hebben wijl” Bij de discipelen vind je iets dergelijks als ze de Heer op de gebouwen van de tempel wij zen (Matth. 24: l; Mark. 13: l). Maar je kon ook opgaan als David om “de lieflijkheden” van het huis des Heren op je te laten inwerken en daarbij God groot te maken (Ps. 27:4).
Tekenen en wonderen
Dit onderscheid kunnen we ook verduidelijken door de funktie van de tekenen en de wonderen, die de Heer deed te beschouwen. Diverse Joden vergaapten zich aan deze tekenen. Bij hen spraken de wonderen alleen “het vlees” aan. Ze volgden de Heer uit onzuivere motieven. Van Petrus lezen we echter in een bepaald geval, dat hij door een wonder onder de indruk komt van de grootheid en verhevenheid van de Heer en het uitroept: “Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens” (Luk. 5: 8). Het zou toch wel heel erg zijn als we beweerden dat wonderen vleselijk zijn of ook maar dat wonderen slechts het vlees aanspreken. Dat zou immers een diskwalificatie van onze Heer inhouden, die de wonderen en tekenen verrichtte. Welnu, zo mogen we ook van muziek niet zonder meer zeggen, dat ze vleselijk is of slechts het vlees aanspreekt.
Maar de bron dan?
Maar hoe zit het dan met de oorsprong van de muziek? Laat Gen. 4 niet duidelijk zien, dat muziek aan een goddeloze, wereldse bron ontsproten is? Is het niet duidelijk een Kaïnsprodukt? Ook dit argument kan de toets der kritiek niet doorstaan. Inderdaad lezen we dat Jubal, de zoon van de goddeloze Lamech, de zevende van Adam af maar dan in de lijn van Kaïn, de vader is geworden van allen die citer en fluit bespelen (Gen. 4:21). Dat wil zeggen dat de muziek in hem zijn oorsprong vindt. Is dat echter voldoende om muziek op zichzelf te veroordelen?
Zij die dit doen zouden dan ook elke vorm van techniek moeten afwijzen. IJzer- en koperbewerking moet dan ook uit de boze zijn, want daar is Tubal-Kiin, een andere zoon van Lamech, mee begonnen. Ja zelfs veehouden zou onder een verbod moeten vallen, want daar is Jabal de geestelijke vader van, en hij is ook een zoon van Lamech. Voor zover ik weet trekt men echter deze consekwentie niet. Nu is een inkonsekwentie nog niet een bewijs dat iemands uitgangspunt fout is, maar het maakt zijn betoog wel erg zwak. Zo iemand zal óf zijn opvatting moeten herzien óf zijn Ievenspraktijk moeten wijzigen.
Maar wel bewijskracht tegen de gewraakte opvatting heeft het feit, dat God voor de inrichting van de tabernakel metaalbewerking inschakelde. En eveneens het feit, dat vele Godsmannen veehouders zijn geweest net als Jabal. Ja, dat de verhouding van Christus tot de zijnen wordt vergeleken met die van een herder tot zijn kudde. Wanneer de bron van deze aktiviteiten – veehouden, muziekmaken, ambacht beoefenen – de aktiviteiten zelf zou diskwalificeren, dan had God nooit deze zaken kunnen sanktioneren door ze in Israël toe te staan en bij de bouw en’de dienst van de tabernakel zelfs in te schakelen. We zouden dan als christenen trouwens tot een kluizenaarsbestaan gedoemd wezen.
Zangkoor Jubal …
Deze mededelingen hebben net als heel de Schrift voor ons een morele betekenis. Ze laten zien, dat de tak van Kaïn zich hier op aarde ging installeren alsof het bestaan hier en nu het alles was. Het is kenmerkend dat in de lijn van Kaïn de mannen opstonden, die voor het leven op aarde van doorslaggevend belang zijn geweest. Deze mannen voelden zich hier thuis. Ze lagen er niet wakker van dat de paradijstoestand door de zonde van de mens abrupt was afgebroken. Ze beseften hun schuld voor God niet en ze zagen niet uit naar een “beter” vaderland. Heel hun aandacht was op dit leven gericht.
Heeft Christus niet gezegd, dat de zonen van deze eeuw ten aanzien van hun (eigen) geslacht met meer overleg te werk gaan dan de zonen van het licht (Luk. 16:8)? De mededeling uit Gen. 4 diskwalificeert niet de uitvinding maar kenschetst wel de uitvinder. Ik bedoel dat niet in het algemeen, maar denk slechts aan de drie zonen van Lamech en aan allen, die in hun voetspoor wandelen. Later in de geschiedenis zijn er immers ook vele Godsmannen geweest, die belangrijke uitvindingen op hun naam schreven. Wanneer echter een christelijk muziekkorps zich Jubal noemt naar de zoon van de goddeloze Larnech, dan getuigt dat dacht ik – niet van erg veel gevoel voor de morele waarde van de mededelingen vervat in Gen. 4:20 – 22, hoewel ik zo’n muziekkorps het musiceren graag gun.
Geen muziek in de samenkomst van de gemeente
De eredienst van Israël, zo bespraken we al, werd gekenmerkt door een “wereldlijk” heiligdom, dat versierd was met goud, zilver en koper. Israël kende een aparte priesterklasse en een klasse van zangers. Bij die dienst paste het gebruik van muziekinstrumenten. De eredienst van de gemeente echter is alleen maar geestelijk. Het nieuwe testament spreekt slechts over het eren van God met lofzangen e.d. (Kol. 3:16) maar zwijgt over muziek in alle talen. Wanneer in 1 Kor. 12 – 14 over “de orde van dienst” in de gemeente wordt gesproken vinden we geen enkele aanwijzing met betrekking tot muziek.
In de gemeente is er ook niet een aparte priesterklasse of klasse van zangers. Nee, alle gelovigen zijn priesters en allen zingen tot Gods eer. Evenmin is er plaats voor musici, die op hun manier God zouden loven. In zulke gevallen zijn wij geneigd op te merken: “Maar het wordt toch niet verboden”. Dit is echter een heel slechte basis voor ons handelen. Er zijn heel wat zaken die ons niet uitdrukkelijk verboden zijn, waarvan we toch weten dat ze niet naar Gods gedachten zijn. Verder leven we als christenen niet onder een wet waarin we voor ons handelen duidelijk een verbod moeten hebben om de betreffende handeling niet uit te voeren. Bovenal echter is het zwijgen van het nieuwe testament hier sprekend.
Als er ons helemaal niets over het dienen van de Heer in deze tijd was gezegd en dat totaal aan ons eigen inzicht was overgelaten zouden we dat zo niet kunnen stellen, maar nu we aanwijzingen vinden over de eredienst is het ontbreken van enige aanwijzing betreffende muziek sprekend. Een zogenaamd begeleidend muziekinstrument is in de dienst van de gemeente evenmin gewenst, want:
a. dit roept een funktie in het leven, die onvermijdelijk een zelfstandig gegeven in de eredienst dreigt te worden;
b. de zang wordt er niet beter maar slechter door; uit praktisch oogpunt behoeft men het beslist niet in te voeren;
c. het leidt af wat de dienst van lofzegging betreft en werkt remmend op het spontane verloop van de dienst.
Geen gemeentelijk samenzijn
Hoewel alle gelovigen geacht worden een warm hart te hebben voor de prediking van het evangelie en hoewel op allen de taak rust te getuigen van “de hoop die in hen is” tegenover ieder die rekenschap va hen vraagt, is de evangelieverkondiging toch geen gezamenlijke daad van de gemeente of de daad van een enkeling in opdracht van de gemeente. Nee, God zendt evangelisten uit. Hij wijst ze hun arbeidsterrein aan.
De gemeente ter plaat se zal daar achter gaan staan, maar de verkondiging is de verantwoordelijkheid van de evangelist. Zo zien we Filippus het arbeidsveld in Samaria verlaten en op Gods bevel gaan naar de weg, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza. Ook worde Barnabas en Paulus door de Heilige Geest uitgezonden om het evangelie in KleinAzië te brengen. Als Paulus op de Areopa gus het evangelie verkondigt kun je beslist niet spreken van een samenzijn als gemeente. Wanneer in een bepaalde evan gelieverkondiging meerdere gelovigen van hun belangstelling en meeleven blijk geven door er aanwezig te zijn kun je dat echter evenmin als een gemeentelijk samenzijn beschouwen.
Muziek geen “spirit” maar “soul”.
In het Engels kun je de funktie van muziek heel raak typeren door te zeggen, dat muziek geen “spirit” is (geen “geest”), maar “soul” (ziel of gemoed). Muziek verkondigt geen geestelijke waarheid, ze richt zich niet in de eerste plaats tot de geest, maar vooral tot het gemoed (afgezien van de invloed die ze op het lichaam kan hebben). Muziek spreekt het gevoel aan. Voor alle zekerheid zeg ik er bij, dat gevoel niet hetzelfde is als vlees. Gevoel is een funktie van ons menszijn en op zijn eigen plaats, tijd en wijze mag dat gevoel best aangesproken worden.
Omdat muziek voornamelijk het gevoel aanspreekt is de waarde van muziek wel erg beperkt. Het woord van God, de prediking dus, spreekt daarentegen zowel onze geest als ons gemoed aan. We zien dat heel mooi in Nehemia 8. Aan de teruggekeerde Israëlieten wordt het Woord van God voorgelezen en toegelicht Het volk begrijpt het voorgelezene (vers 9). Het Woord diende hen dus wat hun “geest” betreft. Ze onderkennen dat ze zwaar tekort geschoten zijn. Zondebesef wordt opgewekt en zo wordt hun gemoed geroerd: ze weenden (vers 10).
Daarna wordt ben duidelijk gemaakt, dat ze verzuimd hebben het loofhuttenfeest te vieren, het vreugdefeest. Als ze dat beseffen (vers 13) (geest) gaan ze grote vreugde bedrijven (gemoed). In dit geval wordt dus hun gemoed geraakt nadat ze en omdat ze geestelijk Gods gedachten hebben verstaan. Muziek heeft een dergelijke funktie niet. De uitwerking ervan is beperkt tot die van het gemoed. Laat ik me voorzichtig uitdrukken: ze is in het algemeen beperkt tot de sektor van het gemoed. Het kan namelijk gebeuren, dat we door de muziek bepaald worden bij de grootheid van God, die zulk een “scheppend” vermogen aan de mens gegeven heeft. Maar dat is dan ook maar een fraktie van het terrein dat we met “geest” aanduiden. Met deze opmerking over de beperktheid van de muziek kom ik dan terecht bij mijn waarschuwingen. Het voorgaande moest ik echter wel eerst schrijven omdat foutieve voorstellingen terecht gegeven waarschuwingen van hun kracht beroven.
Extase
Het gevaar zit hem dus niet in de muziek zelf, maar in de wijze waarop muziek gebracht wordt. Dat kan namelijk zo geschieden, dat de mens zijn gevoelens niet meer beheerst en in verwarring gebracht wordt. Er vindt een zodanige prikkeling
plaats, dat er een toestand van extase ontstaat, waarbij men de kontrole over zichzelf verliest. En het is nu eenmaal zo, dat het “seelische”, zoals de Duitser zegt, en het “sinnliche” gemakkelijk in elkaar overgaan. De beroering van het gemoed kan heel gemakkelijk overgaan in een zich laten drijven op zinnelijke gevoelens. Dit is b.v. het geval als muziek keihard gebracht wordt en dan liefst met een opzwepend ritme of verwarringstichtende overgangen in toonaard e.d. Daarbij heeft de muziek ook een direkte invloed op het lichaam. In de amusementswereld werkt men daarmee en als er dan nog psychedelische lichteffekten bijkomen worden de toehoorders zo opgezweept dat ze flauw vallen, in kramptoestand geraken, in elkaars armen vallen of zichzelf de kleren van het lijf afscheuren. Zij die evangeliseren met muziek moeten op hun hoede zijn voor dit gevaar. Het houdt in dat men niet een smak decibels de zaal insmijt, dat men het ritrne beheerst en verwarrende effekten vermijdt.
Geen show
Op nog een ander gevaar wil ik wijzen. Ik doelde daar al eerder op, namelijk dat de “presentatie” een “prestatie” gaat worden. Dit is niet een specifiek gevaar voor een musicus, het is dat ook voor een zanger en een spreker. Wanneer men optreedt voor een zaal met mens en ligt er het gevaar om de hoek, dat men succes wil oogsten. Het gaat dan niet meer enkel om de boodschap in het lied gebracht, maar om de muzikale omlijsting ervan. Het wordt een “show”. Als we als zangkoor of solo zingen zullen we dat goed moeten doen anders wordt de aandacht meer gevestigd op de fouten dan op dat wat gezongen wordt.
Het gevoel van de hoorders mag ook best geraakt worden door de zuiverheid en de schoonheid van de zang, maar dat mag nooit ten koste gaan van de geestelijke beroering door de inhoud van het gezongene. Als bij muzikale begeleiding de muziek zo hard is, dat de tekst niet meer of maar half verstaanbaar is dan mist het optreden van een gospelgroep zijn doel. Men zal dus voor een juiste verhouding tussen muziek en zang moeten zorgen. Soms hoort men de mening verkondigen dat de muziek – en dus het optreden van de gospelgroep – alleen maar dient om het publiek te trekken.
De boodschap van de evangelist behoeft slechts een evangeliserend karakter te dragen, de zang en muziek behoeven dat niet. Het lijkt me to datje daar dan toch niet het zingen van geestelijke liederen voor mag gebruiken. Om mensen te trekken kan je – om het extreem te zeggen – ook een goochelaar eerst laten optreden, maar zo gaan we toch niet te werk. Als je met je muziek en lied niets te zeggen hebt, laat dan je optre den maar achterwege en besteed je tijd aan het persoonlijk uitnodigen van mensen. Dat heeft meer effekt. Ook hier wil ik niet ongenuanceerd oordelen.
Bij een straatprediking kunnen de mensen getrokken worden door een muziekgroep ook al verstaan ze niet wat e gezongen wordt. Als je de mensen zo getrokken hebt, kun je beginnen te evangeliseren. Ook kan ik waardering opbrengen voor de mensen van het Leger des Heils, die een muzikaal optreden op straat gebruiken om de mensen in hun evangelisatiezaal te krijgen. Maar daarop doelde ik hierboven niet. Het ging me om het optreden van een muziekgroep in het kader vaj een evangelieverkondiging in een zaal. Al dat optreden niet een evangeliserend karakter draagt kan men beter niet optreden.
Van harte hoop ik dat deze waarschuwingen doeltreffend mogen zijn en wens ik allen die op welke wijze dan ook hun steentje bijdragen bij de evangelieverkondiging Gods rijke zegen toe.