Op 20 maart ontsliep in zijn Heer en Heiland onze broeder Hendrik Moll op de hoge leeftijd van 92 jaar. Dit uitvoerig In Memoriam heeft niet ten doel de mens Moll te verheerlijken, ook niet broeder Moll, maar Hem die onze broeder op jeugdige leeftijd tot bekering leidde en die hem in zijn dienst jarenlang wilde gebruiken. Het leven van broeder Moll is verweven met de historie van ‘de vergadering’ en dit is dan ook een gelegenheid daarover iets te vertellen voor hen die in de historische achtergronden geïnteresseerd zijn.
Hendrik Moll werd in 1894 geboren als vijfde kind in een gezin dat totaal negen kinderen zou tellen. Van de vier die na hem geboren werden heeft één kind echter slechts enkele dagen geleefd.
Henk Moll was klein bij zijn geboorte en hij is klein gebleven, maar daarbij was hij kordaat, wilskrachtig en avontuurlijk. Vanwege de slechte economische omstandigheden in ons land trok het gezin naar Duitsland en vestigde zich in Duisburg, dat in die tijd het woonoord was van zo’n 15.000 Nederlanders.
Op school kwam hij voor het eerst in aanraking met de Bijbel. Vanaf elf jaar kregen de kinderen namelijk verplicht godsdienstonderricht. Dus werd er een Duitse Bijbel geleend en later één gekocht. Op school maakte Hendrik ook kennis met het Duitse opvoedingssysteem dat zijn natuurlijk gevoel voor orde en regel nog versterkte. Toen hij in de op één na hoogste klas was beland, kreeg hij catechisatie-onderricht. Na afloop daarvan werd hij ‘konfirmiert’ nadat nog eerst thuis een doop had plaatsgevonden. Naar bekering en waarachtig geloof werd daarbij niet gevraagd.
Hij kreeg daarop kontakt met een familie Bakker die ‘kerks’ was en lid van een christelijke zangvereniging te Oberhausen. Zelf werd hij ook lid van die vereniging en toen hij eens bij één van de andere families in huis was, sprak de gelovige ‘vrouw des huizes’ hem aan over de toestand van zijn ziel en over het werk van de Heer Jezus. Dat gesprek heeft God willen gebruiken om hem tot nadenken te brengen en het leidde tenslotte tot zijn bekering en – zo schrijft hij zelf – ‘vrede en vreugde kwam in mijn hart’.
Achteraf gezien mogen we zeggen dat het een genadige besturing van God geweest is, dat Henk Mol] als kind naar Duitsland is verhuisd, want daar kwam hij met de Bijbel en met gelovigen in kontakt. Direkt daarna begon de jonge bekeerling te getuigen van zijn geloof.
Op reis naar zijn werk was hij gewoon traktaten uit te delen aan de vele Nederlanders die hij in de trein aantrof. Deze geschriften werden besteld bij firma Voorhoeve in Den Haag. Hoe hij aan dat adres kwan is me niet bekend, maar hier ligt een eerste verbinding met ‘de vergadering’. Zo maakte hij kennis met diverse mensen. Toen hij met een echtpaar dat hij zo had leren kennen eens in i samenkomst van het Leger Heils was, zei de officier die van hem gehoord had, midden in dienst: ‘Jetzt wird Bruder Moll ein Zeugnis ablegen’. Zo werd hij voor het blok gezet. Zelfwas hij hierover niet erg voldaan, maar het was wel zijn eerste woord in het openbaar.
Aangezien het gezin nooit genaturaliseerd was, werd Hendrik Moll in januari 1914 opgeroel voor militaire dienst in Nederland met als garnizoensplaats Den Haag. Hij nam afscheid van de zangvereniging en kreeg de groeten mee voor een zekere Kruithof in Den Haag. Deze had samen met de gebrs. Jan en Jacob Fijnvandraat geëvangeliseerd onder de Nederlanders in Duitsland.
Het gelukte hem broeder Kruithof te vinden, en dat kontakt leidde er tenslotte toe dat hij in het voorjaar van 1914 ‘zijn plaats innam aan de Tafel de Heer’.
Ook in militaire dienst evangeliseerde onze broeder samen met enkele andere gelovigen door onder de soldaten traktaten te verspreiden, waarop God zegen heeft gegeven.
In het voorjaar van 1915 werd hij als jong sergeant overgeplaatst naar Amersfoort om er als instructeur werkzaam te zijn. Daar hield hij voor eik die maar wilde komen elke morgen om kwart over vijf een dagopening van een kwartier tot twintig minuten. In de ‘vergadering’ te Amersfoort kwam hij in aanraking met de gebroeders Fijnvandraat en br. G.J. Hengeveld. Deze nog vrij jonge mannen bestudeerden met zijn drieën de Bijbel aan de hand van beschouwingen die ze bij Voorhoeve bestelden. Ze hadden geen geld om die zelf te kopen (ze kostten toen 80 cent!) en deden het dus samen. Henk Moll werd een trouw bezoeker van deze onderlinge bijbelstudies en naast persoonlijke studie diende dat tot zijn geestelijke groei. Kreeg Amersfoort toen al de naam ‘de profetenschool? ‘
Mooi is nog op te merken, – dat heb ik via anderen vernomen dat hij in de kazerne bekend stond als ‘de sergeant die nooit liegt’. Vaak ging hij in die tijd met br. Hengeveid mee naar Harderwijk waar Belgische militairen geinterneerd lagen die over de Nederlandse grens gevlucht waren. De eerste stoot werd gevormd door het leger dat Antwerpen moest verdedigen, maar dat onder de druk van de Duitse legers dit moest opgeven. Zo’n 17.000 man kwamen 10 okt. 1914 de grens over en werden in Amersfoort geinterneerd en daarna in kampen ondergebracht. Ook de gebroeders Fijnvandraat waren bij dat werk betrokken evenals br. J.N. Voorhoeve en ook de bekende Joh. de Heer werd wel ingeschakeld voor de evangelieverkondiging.
Ook kwamen er Belgische vrouwen en kinderen Nederland binnen onder wie de broeders evangeliseerden en kleding (vanuit Zwitserland gestuurd) verdeelden. Het Belgisch monument te Amersfoort is een dankbaar herinneringsteken, door de Belgen opgericht voor wat de bevolking van Amersfoort voor hen gedaan heeft. Nader contact met de bekeerde Belgische militairen leidde ertoe dat na de oorlog in Vlaanderen vergaderingen zijn ontstaan. De genoemde br. Hengeveid is daarop naar België verhuisd om daar voor de Heer te gaan werken.
Broeder Moll trouwde in 1918 met Aaltje Bakker (Lina genoemd) die hij in Duitsland had leren kennen. Het leed werd hem niet bespaard, want na 11 maanden werd zijn vrouw in het kraambed besmet met roodvonk en overleed. De baby bezweek veertien dagen later aan een stuipaanval. In datzelfde jaar, naar ik meen zelfs op dezelfde dag, verloor ook br. Jacob Fijnvandraat zijn eerste vrouw, Jeanette Uithof. Beide vrouwen werden op dezelfde dag begraven, en dat heeft de vrienschapsband tussen de mannen nog meer versterkt.
Er is wederzijds een intensief kontakt gebleven en er is een intensieve briefwisseling gevoerd waarin het wel en wee van de gezinnen alswel van ‘de vergadering’ aan de orde kwam. Uit deze briefwisseling blijkt hoe de dingen van de Heer in hun leven een eerste plaats innamen en zij Hem toegewijd waren. Beide mannen gingen een tweede huwelijk aan. Br. Jacob Fijnvandraat in december 1920 met Elisabeth Henriette lndermaür en Hendrik Moll in november 1921 met Liza Wilheimina Romijn. De beide vrouwen zijn hun mannen tot grote steun geweest in hun verdere levensloop en er ontstond ook tussen hen een hechte vriendschapsband. Het echtpaar Moll werd gezegend met vier kinderen, te weten drie meisjes en een jongen. Het jongste meisje is helaas in de oorlogsjaren overleden, wat een groot gemis betekende.
In de twintiger jaren kwamen veel Duitse meisjes vanwege de economische crisis in Duitsland hier werken als dienstmeisje. Onder hen werd geëvangeliseerd en verschillende van hen kwamen tot bekering en vonden bij het echtpaar Moll een gastvrij tehuis waar met hen gezongen en uit de Schrift gelezen werd en waar ze verder onderwezen werden. Hetzelfde gebeurde in Amersfoort. Jacob Fijnvandraat leerde nu van de ervaring van zijn jongere vriend en kreeg van hem Duitse evangelische liederen toegestuurd. De kontakten met de gelovige Duitse meisjes bleven bestaan toen die later naar hun vaderland terugkeerden. Verschillende van hen namen in Duitsland hun plaats in aan de Tafel van de Heer.
Op maatschappelijk gebied had Hendrik Moll zich in Duitsland in de chemie bekwaamd. Hij was een self made man op dat gebied. Hij leerde het vak in de praktijk en moest door zelfstudie zijn theoretische kennis vergroten. Zijn prestaties deden hem toegang krijgen tot de vereniging van chemische ingenieurs, die eigenlijk alleen openstond voor academici.
Naast zijn werk gaf onze broeder bijbelies, hield hij lezingen en straatpredikingen. In Sliedrecht en Giessendam kwam hij daarvoor wekelijks. Hij wist jonge mensen aan te moedigen en schakelde ze zelf ook in. Ik herinner me dat ik eens in het eind van de veertiger jaren bij hem logeerde en hij zei: ‘ik heb vanavond een straatprediking in Sliedrecht (’t kan ook Alblasserdam geweest zijn) – ga je mee? Toen we er heenreisden voegde hij me toe, dat ik dan ook wel een woord kon zeggen, want hij zou niet de hele tijd in beslag nemen. Waar hijzelf al op jeugdige leeftijd door de Heer gebruikt was, was hij niet bang om jonge mensen aan te moedigen.
We vergeten dikwijls wat zo’n druk bezet leven voor de echtgenote betekent. De opvoeding van de kinderen en de zorg voor het huishouden komen in een dergelijke situatie voor een heel groot deel voor rekening van de moeder in het gezin. En het is voor een man met een zo druk bezet leven niet altijd gemakkelijk om het juiste evenwicht te bewaren tussen de verantwoordelijkheden voor het werk voor de Heer en die voor het gezin. Een woord van grote waardering voor de opofferingen van wijlen zuster Moll is dan ook wel op zijn plaats.
De werkzaamheden op geestelijk terrein namen toe en dat leidde er tenslotte toe, dat br. Moll in 1949 zich volledig vrij maakte voor het geestelijk werk, daartoe in vroegere jaren al aangemoedigd door de brs. Fijnvandraat, Kruithof en Voorhoeve. Dit betekende een nieuwe fase in zijn leven. Hij legde zich daarbij vooral toe op het maken van huis bezoeken, en dat door geheel Nederland. Hij hield nauwkeurig bij waar hij geweest was en als hij een of meer gezinnen in een paalde plaats niet had kun bezoeken, konden die een volgende keer beslist op een bezoek rekenen. Op veel plaatsen stond hij gelovigen met raad en daad terzijde en mij is bekend dat hij door een opbeurend woord iemand helemaal uit put wist te helpen. Zijn ijver om zijn bezoekenlijst af te werken kwam niet altijd de rust ten goede die voor een gesprek noodzakelijk is, maar dat zij hem vergeven.
Een apart punt was zijn omgaan met kinderen. Zelf herinnner ik me nog hoe hij zijn beide handen op elkaar deed en je dan bij zich riep om je nieuwsgierig te maken naar wat hij in zijn gesloten handen had. Hij bewoog ze dan heen en weer wat een smakkend geluid maakte- en dan toverde hij er een pepermuntje uit. Hij moet een goede afnemer van Tonnema in Sneek geweest zijn want de jaren door verrichtte hij deze handeling, die jonge kinderen aan hun moeder deed vragen: ‘Wanneer komt die toverbroeder weer?’ Ook maakte hij van een zakdoek een muis die hij heel geheimzinnig op zijn arm omhoog liet kruipen. Zulke dingen vergeet je natuurlijk nooit meer.
Vanwege zijn bekendheid door heel Nederland gebeurde het nogal vaak dat hij als spreker gevraagd werd bij begrafen sen en bruiloften. Toen hij – van een ongeluk hersteld- weer druk in de weer was schreef een broeder ondeugend in een plaatselijk kontaktblaadje: ‘Broeder Moll reist ook weer van de ene bruiloft naar de andere begrafenis’. Op allerlei bijeenkomsten en zg. grote vergaderingen’ was hij aanwezig. Hij beperkte zich echter volstrekt tot Nederland en Vlaanderen.
Een zuster van zijn eerste vrouw was met Pierre van der Smissen getrouwd en hij bezocht België dan ook regelmatig. Zijn boodschap was altijd kort en ‘zakelijk’ in de goede zin. Hij maakte zich niet schuldig aan lange uitweidingen en men hoefde hem niet te vermanen niet zo lang te spreken omdat de maaltijd in gedrang kwam. Op latere leeftijd was hij op de grote vergaderingen meestal eerste spreker. Een paar humoristische jongelui spraken daarom van’de ouverture in H. Moll Tot op hoge leeftijd bleef hij n het Woord dienen en dat ZE nog tot betrekkelijk kort voor zijn heengaan.
Zijn schriftelijke arbeid mag zeker niet onvermeld blijven. Hij schreef regelmatig in de Blij Boodschap onder de initialen H.H.M.M. [om onderscheiden te zijn van H.M. (edema). Ook in de Bode verschenen diverse pennenvruchten van hem. Het meest bekend echter zijn zijn vier deeltjes ‘Wat zegt Gods Woord over?’ uitgegeven bij Pieters in Groede. Ze bevatten allerlei schema’s over bepaalde onderwerpen en die zijn karakteristiek voor zijn ordelijke, schematische aanpak. Terugziend mogen we dankbaar zijn op wat de Heer in hem en zijn vrouw ons gegeven heeft. Ook op hem slaat het woord dat we onze voorgangers zullen gedenken en hun geloof zullen navolgen waarbij we zien op het einde van hun wandel.