617 jrg 125, blz. 203 1982 Vraag oordeel zonden

Vraag:

Zullen de door ons niet beleden zonden ook voor de rechterstoel worden geopenbaard?
L. V. te L.

Antwoord:

Deze vraag is gesteld naar aanleiding van het artikel “Niet in het oordeel, wel voor de rechterstoel”. Helaas is de beantwoording opgeschort door een nalatigheid mijnerzijds, waarvoor ik de vraagsteller mijn excuses aanbied.

In het bewuste artikel is gesteld, dat God met al onze zonden afgerekend heeft en Hij ze “niet meer gedenkt”. De rechterstoel heeft voor ons als gelovigen niet te maken met onze zonden, maar met de beoordeling van onzewerken. In de gedeelten, die over deze kwestie handelen, gaat het erom dat we niet elkaar mogen oordelen, maar dat dit oordeel alleen aan God toekomt (Rom. 14:10-13). Als mijn broeder zondigt heb ik echter wel degelijk daarover te oordelen. Ik ben zelfs schuldig mijn broeder te vermanen om hem terug te brengen. Ook in 1 Kor. 3: 10-15 betreft het heel duidelijk onze werken en van 1 Kor. 4: 1-5 geldt hetzelfde.

Hoewel 2 Kor. 5: 10 algemeen gesteld is, laat vers 9 toch ook zien, dat het openbaar worden voor de rechterstoel onze wandel betreft of we daarin handelen tot welgevallen van de Heer.

Zoals in het artikel betoogd, worden er in de Schrift een viertal beelden gebruikt om te laten zien, dat God – als Hij zonden wegdoet – ze radikaal wegdoet. Ik herhaal deze vier beelden:

  • God doet zonden weg”zover het oosten is van het westen”,
  • Hij “vaagt ze weg als een nevel” (Jes. 44: 22);
  • Hij “werpt ze achter zijn rug” en
  • Hij “werpt ze in de diepten der zee”.

Nu kunnen we ons voorstellen, dat dit geldt van de zonden, die we voor onze bekering hebben gedaan. We zullen ons die bij onze bekering wel niet alle stuk voor stuk herinnerd en beleden hebben, maar we zijn toch – om een bekende uitdrukking te gebruiken – met heel ons verloren leven bij het kruis gekomen en hebben onze schuld en onze onwaardigheid voor God erkend.

Ook kunnen we ons voorstellen, dat de zonden, die we na onze bekering helaas nog deden en die we beleden hebben, voorgoed zijn weggedaan. Maar geldt dit van ons onbeleden kwaad ook? Terecht stelt onze vraagsteller in het verdere van zijn brief, dat we door onze vergeetachtigbeid en ons gebrekkig funktionerend geweten niet zonder mankeren al onze zonden belijden, hoewel we daartoe wel worden opgeroepen. Welnu, hoe zit het daar dan mee?
Ten aanzien van de verzoening van onze zonden is er geen probleem. Op het kruis heeft God al onze zonden op Christus gelegd – ook die zonden, die we vergeten te belijden – en ze zijn alle uitgedelgd door het bloed van Christus. Hij heeft ons van onze zonden gewassen in zijn bloed.

Met de vergeving ligt het iets anders; maar we moeten bedenken, dat we de vergeving van twee gezichtspunten uit moeten bezien. Wat de eeuwigheid betreft ontvangt de zondaar van God de vergeving van al zijn zonden en misdaden. In Christus hebben we de vergeving.
Daarnaast heeft de gelovige vergeving van de Vader nodig voor de zonden, die hij na zijn bekering doet. Hij zondigt dan namelijk niet slechts als schepsel tegen zijn Schepper, maar ook als kind tegen zijn Vader. Deze vergeving heeft echter niet met de eeuwigheid te maken, maar met het herstel van praktische gemeenschap op aarde. Onbeleden zonden hinderen deze praktische gemeenschap, en dat niet slechts als we ze weigeren te belijden, maar ook als we door uitstel ze later vergeten te belijden. Wat de eeuwigheid betreft, zijn echter alle zonden verzoend en weggedaan en daar ging het in het artikel om.

Wat anders is, dat God ons voor de rechterstoel inzicht kan geven in alles wat we verkeerd hebben gedaan, niet omdat we daarvoor rekenschap hebben af te leggen zoals voor onze werken, maar opdat we daardoor des te meer de grootheid van zijn genade zullen zien en bewonderen.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies