618 jrg 126, blz. 138 1983 Opstanding ten jongste dage

Vraag:

In Joh. 6 : 40 en 54 zegt de Heer: ‘Ik zal hem opwekken ten jongsten dage’. In Joh. 3 : 11 zegt de Heer, dat Hij weet waarover Hij spreekt en in Joh. 14 verzekert Hij de discipelen, dat ‘als het anders was’ Hij hen dat gezegd zou hebben. De Joden van zijn tijd kenden de opstanding op de jongste (of- laatste) dag (vgl. Joh. 11 : 24b). Sluit de Heer zich hier dan aan bij de gedachtengang van de Joden?

Antwoord:

De vraagstelier bedoelt blijkbaar, dat wat de Heer hier zegt in strijd lijkt met wat we in 1 Thess. 4 en 1 Kor. 15 lezen. Wanneer men in de christenheid spreekt over de laatste of jongste dag dan denkt men daarbij aan de dag waarop deze aarde zal vergaan en de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zullen worden geschapen.
Voor de Jood betekende ’ten laatste dage’ de dag of de tijd, die aan het oprichten van het Koninkrijk vooraf ging. Dikwijls wordt over deze eindtijd gesproken als: ‘het laatst der dagen’ of ‘de laatste dagen’ (Zie: Jes. 2 : 2-5; Jer. 23 : 20; 30 : 24). In Dan. 2 : 28 en Gen. 49 : 2 wordt in het Hebreeuws deze zelfde uitdrukking gebruikt.
Voorafgaand aan de oprichting van het koninkrij k zouden de doden worden opgewekt. Dat de aardse opstanding in fasen zou plaatsvinden, te weten:
a. de opstanding van Christus
b. de opstanding van de gelovigen bij de komst van de Heer (1 Thess. 4)
c. de opstanding van de twee getuigen te Jeruzalem (Openb. 11)
e. de opstanding van de martelaren uit de Verdrukkingstijd (Openb. 20 : 1-4)
behoorde tot de dingen, die de Heer later bekend zou maken, maar die de discipelen, toen Hij bij hen was, nog niet konden dragen (Joh. 16 : 2).
Wanneer we bedenken, dat het woord ‘dag’ hier niet de zin van etmaal heeft, net zo min als het woord ‘uur’ in Joh. 5 : 24, 29 een tijd van 60 minuten aanduidt, dan is er geen enkele tegenspraak. Er vindt slechts uitbreiding en verdieping van kennis plaats.

Vraag:

In Ex. 12 : 9 staat, dat het Paschalam niet rauw of gekookt in water gegeten mocht worden, maar in Deut. 16 : 7 en 2 Kron. 35 : 13 lezen we dat de Israelieten het kookten. Hoe is dit met elkaar te rijmen? D.K. te D.

Antwoord:

Het Hebreeuwse woord bashal dat in deze teksten voorkomt, kan volgens Youngs concordantie vertaald worden met koken, gaar maken, roosteren of braden.
Nu staat in Ex. 12 : 9 ‘gaar gekookt in water zult gij het niet eten’; deze toevoeging ‘in water’ ontbreekt in Deut. 16 : 7 en 2 Kron. 35 : 13. In deze laatste twee teksten wordt dus niet de nadruk gelegd op de wijze van gaar maken. Men kan het daar dus vertalen met roosteren, zoals enkele Engelse vertalingen bijv. gedaan hebben, of met gaar maken (Zie Korte Verklaring). Hierbij dient nog vermeld te worden, dat in 2 Kron. 35 : 13 vermeld staat, dat men het Pascha kookte op het vuur overeenkomstig de verordening. De uitdrukking ‘overeenkomstig de verordening’ grijpt ontegenzeggelijk terug op de verordening aan Mozes in Egypte gegeven. En de vermelding ‘op het vuur’ slaat onmiskenbaar terug op Ex. 12 : 9: ‘slechts op het vuur gebraden’ (ook al heeft het Hebreeuws daar het meer gebruikelijke woord voor roosteren of braden (te weten tsalah). Er wordt mee aangegeven dat men inderdaad volgens het gebod handelde.
Dat in Ex. 12 : 8 en 9 zo met nadruk over braden op het vuur gesproken wordt, vindt zijn verklaring hierin, dat het Paschalam Christus voorstelt (zie Joh. 1 : 29, 36; 1 Petr. 1 : 19, 20) en het vuur een beeld is van het oordeel van God, dat Christus onderging.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies