In het oude testament staan veel voorzeggingen over een komend vrederijk. Ook de Here Jezus heeft, zoals we aan het slot van Mattheüs 16 lezen, over zijn toekomstige koninklijke waardigheid gesproken.
Waar blijft het koninkrijk?
De dagen verstrijken echter, en van het koninkrijk zien de discipelen niet veel. Ze verstaan niet dat de Christus eerst moet lijden. Wel zien ze dat Hij de Messias is. Zijn leven bewijst het. Maar dat koninkrijk, waar blijft het? De Romeinen heersen nog in het land. En van vrede op aarde is geen sprake. Maar dan, een week van te voren, belooft de Heiland dat sommigen van hen niet zullen sterven voordat ze gezien zullen hebben dat de Zoon des mensen zal komen in zijn koninklijke waardigheid (Mattheüs 16:28).
Het koninkrijk getoond
En na een week gaan er drie met de Heer de berg op, en daar krijgen ze ‘n “voorproef” van ’t koninkrijk. De gedaante van Jezus Christus verandert. Mozes en Elia verschijnen. Een verblindende heerlijkheid schittert voor hun ogen. Zo zal het zijn als het koninkrijk wordt opgericht. Als ze de berg afdalen gebiedt Christus hen niet over dit gezicht te spreken totdat de Zoon des mensen uit de doden is opgestaan.
Wil het koninkrijk daadwerkelijk komen, dan moet eerst de Zoon des mensen lijden. Hij moet sterven om verzoening te kunnen aanbrengen. En na zijn opstanding moeten de discipelen het evangelie verkondigen. Het blijden evangelie dat er vergeving van zonden is voor een ieder die in Jezus Christus gelooft. En slechts zij zijn de “gegadigden” voor het toekomstig rijk van vrede en gerechtigheid die het offer van Christus hebben aanvaard.
Geen vernuftig gevonden verdichtsels
Nog steeds wacht de wereld op dit koninkrijk. Nog steeds leven we in de tijd van voorbereiding. Natuurlijk zullen er zoals in het verleden mensen zeggen: ‘Nou, waar blijft het? Wat komt er nu van zijn belofte terecht?’ Spotters zullen zoals in het verleden zeggen: ‘Jullie lopen hersenschimmen na’.
Maar in zijn tweede brief schrijft de apostel Petrus: ‘Want we zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd toen we u de kracht en de komst van onze Here Jezus Christus hebben verkondigd, maar wij zijn ooggetuigen geweest van zijn majesteit’ (2 Petrus 1:16).
En hij waarschuwt om zich niet in de war te laten brengen door de spotters, die zeggen: ‘Waar blijft de belofte van z’n komst?’ Maar waarom duurt het dan zolang? Waarom grijpt God dan nog niet in?
Ook daarop geeft Petrus het antwoord. Het koninkrijk komt namelijk niet zonder oordeel. En God is traag om te oordelen. Hij wil nog zondaars redden voor het te laat is. Petrus zegt het zo: ‘De Here talmt niet met de belofte, al zijn er die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen’ (2 Petrus 3:9).
God wacht dus nog, opdat nog mensen zich zullen bekeren. Wacht God misschien nog op u? Wacht Hij er nog op dat u zich met oprecht berouw tot Hem wendt?
Want alleen oprechte bekering tot God geeft deel aan het koninkrijk! Of wilt u liever behoren tot de spotters, die leven naar hun eigen willekeur. Wilt u soms liever dit leven hier en nu genieten, om daarna te vallen in het gericht? Laat u toch waarschuwen!