623 jrg 128, blz. 145 1985 Vraag: het witte paard / Openbaringen 6:2

Vraag:

Volgens de een stelt het witte paard uit Openb. 6: 2 de antichrist voor, volgens de ander (bijv. br. H. C. Voorhoeve) moeten we daarbij aan valse christussen denken. Of worden er antichristen mee bedoeld? De berijder van dat paard krijgt in de hemel in het bijzijn van het Lam een kroon. Dat eerbetoon ontvangt die persoon nog voordat hij is uitgegaan. Wordt er dan in de hemel aan Satan of zijn helpers nog een kroon gegeven en dat in tegenwoordigheid van het Lam? .

Antwoord:

Voor ik de vragen van onze broeder beantwoord, wil ik eerst een andere uitleg van Openb. 6:2 onder ogen zien. Deze luidt, dat we onder de ruiter op het witte paard de zegevierende loop van het Evangelie over de aarde hebben te verstaan (zie bijv. De Openbaring des Heeren aan Johannes van Dr. S. Greijdanus, Korte Verklaring, blz. 117). Men kan zich voor deze ‘gunstige’ verklaring beroepen op Openb. 19 : 11 vv, waar we Christus voorgesteld vinden gezeten op een wit paard. Tegen deze verklaring is echter het volgende in te brengen:

a. het ‘wit’ hoeft niet te slaan op overeenkomst, maar kan evengoed doelen op nabootsing. Zo lezen we in Openb. 13: 11 dat het beest uit de aarde horens had als van een lam. Hier vinden we de valse profeet ofwel de antichrist voorgesteld met attributen, die hem het imago van het Lam moeten geven. Zo kan dus het witte paard zien op schijnevangelie ofwel dwaalleer in plaats van op het evangelie zelf.
b. zo goed als het tweede, het derde en het vierde paard een oordeel inhoudt, zo moet dat met het eerste paard ook het geval zijn. Het zou wel heel vreemd zijn als één van de vier paarden iets gunstigs zou voorstellen en de andere drie een ongunstige zaak.
c. het boek met de zeven zegelen is zoals uit hoofdstuk 6 tot en met 11 blijkt een boek vol oordelen, die over de aarde zullen komen, en die erop gericht zijn deze aarde daadwerkelijk in de macht te brengen van de Enige die er recht op heeft en dat is Jezus Christus.
d. zij, die bovengenoemde uitleg voorstaan, gaan geheel aan de indeling van het boek de Openbaring voorbij, en beseffen niet dat we met Openb. 4 verplaatst worden in de nachristelijke tijd, wanneer God weer de draad van Israëls geschiedenis zal opnemen. Ruwweg gezegd verplaatst dit gedeelte van de Openbaring ons naar de tijd van Daniëls zeventigste jaarweek.

We kunnen ons wat de uitleg van dit eerste zegel betreft dus beperken tot de in de vraag genoemde mogelijkheden, te weten het zegel stelt voor: de antichrist, valse christussen of antichristen, met als vierde mogelijkheid er aan toegevoegd: namaakevangelie, de prediker van een valse vrede. Zomin als de tweede, de derde en de vierde ruiter een bepaalde persoon voorstellen, zomin behoeft de eerste ruiter een persoon voor te stellen. Het tweede paard met zijn ruiter stelt de oorlog voor, het derde paard verzinnebeeldt hongersnood en het vierde paard ziet op een aantal plagen te weten: oorlog, honger en ‘dood’ d.i pest of een andere epidemische ziekte (verg. Ezech. 14: 21), waarbij dan nog het ‘wild gedierte’ komt.

Het lijkt mij dan ook toe, dat we bij het witte paard aan valse leer, aan een namaakevangelie hebben te denken. Natuurlijk wordt deze leer door mensen verspreid en kunnen we er dus valse christusen of antichristen (wat hetzelfde wil zeggen; ‘anti’ in het woord ‘antichrist’ betekent ‘in de plaats van’) aan verbonden denken.

Nu kom ik tot het hoofdprobleem van de vraagsteller, namelijk dat aan Satan of één van zijn helpers, in het bijzijn van het Lam, in de hemel een kroon gegeven zal worden. Eigenlijk heb ik daarop gedeeltelijk al een antwoord gegeven door te stellen, dat het hier niet om een persoon als zodanig gaat maar om een bepaalde ‘zaak’, namelijk de verbreiding van dwaalleer. Vervolgens moet opgemerkt worden dat er helemaal niet gezegd wordt, dat dit paard met zijn ruiter zich in de hemel bevinden in tegenwoordigheid van het Lam. Net als bij de andere paarden gaat het over een ‘macht’, die op aarde uitgaat als een gesel voor de mensen.

Verder hebben we te bedenken, dat we met symbolische taal te doen hebben. De bekende vuistregel: lees wat er staat, neem wat er staat, dan heb je wat er staat, betekent natuurlijk niet dat je niet moet onderscheiden of iets letterlijk of symbolisch bedoeld is. Als de Heer met betrekking tot het avondsmaalsbrood zegt: ‘Dit is mijn lichaam’ dan behoren we het woordje ‘is’ niet letterlijk te nemen, maar het op te vatten als ‘dit betekent mijn lichaam’ of ‘dit stelt mijn lichaam voor’. Er zijn namelijk heel wat bijbelse argumenten aan te voeren tegen de roomskatholieke letterlijke opvatting van deze uitspraak. Zo hebben we ook hier te bedenken dat we met een symbolische voorstelling te doen hebben. In de regering van God staat God toe dat de dwaalleer ofwel het valse evangelie overwint. . . daarvan spreekt de kroon namelijk.

Tenslotte wil ik nog wijzen op een tekst, die naar mijn overtuiging met dit witte paard te maken heeft. We lezen in 2 Thess. 2: 11, dat zij, die de liefde tot de waarheid verworpen hebben als een oordeel een werking der dwaling ontvangen om de leugen (het valse evangelie) te geloven. Hier zien we dat God de mensen als een oordeel aan die dwaling overgeeft en dat is precies wat we in Openb. 6 : 2 vinden voorgesteld.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies