MAG IK ALSNOG INGAAN OP WAT BR. J.G. Fijnvandraat schrijft in de ‘Bode’ van juni 1986 over het bezit en gebruik van televisie? En dan allereerst de vergelijkingen die u in Bode nr. 6 maakt en waarvan u zegt dat ze principieel gelijkstaan met televisie:
a. de brievenbus. Het is waar dat er ook door de brievenbus verkeerde lektuur e.d. in ons huis komt. Maar een televisie koop je vrijwillig en een brievenbus is verplicht, anders krijg je geen post.
b. de drukpers. Wie van ons heeft er nu een drukpers? Dat zijn er maar enkelen, die deze voor hun werk moeten hebben. Het bezit van een drukpers is dus alleen te vergelijken met het bezit van t.v. als beide voor het werk noodzakelijk zijn.
Wel zou je de t.v. kunnen vergelijken met een boekenkast vol met boeken, waar je de slechte boeken verpakt in laat staan, alleen de titel is zichtbaar. Wat denkt u van die kast?
c. drugs en jachtgeweer. Wie mag er nu drugs en jachtgeweren in huis hebben? (wettelijk verboden) Bevoegde personen alleen voor hun werk.
d. wijn. Wie dit beeld gebruikt moet m.i. de vergelijking zo stellen: bezit van een wijnkelder met alle soorten drank van de wereld, en t.v. met de mogelijkheid goede dingen en alle zonden en alle verderf van de wereld zichtbaar te maken. Zou u zo’n wijnkelder niet afkeuren?
Om in de wereld te kunnen leven en werken komen we overal met zonde in aanraking. Op straat, in winkels, fabrieken, werkplaatsen, kantoren, huizen. Dit is onvermijdelijk. Maar in die omstandigheden is de Heer met ons en zal Hij ons bewaren. ‘Ik stel de Heer altijd voor mij; omdat Hij aan mijn rechterhand is, zal ik niet wankelen.’ In de wereld hebben we verdrukking, maar de Heer zegt: ‘Heb goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.’
Maar als we ons vrijwillig in gevaar begeven en nog veel meer mogelijkheden scheppen om verkeerde dingen te zien, hoe zal het dan gaan? Nu iets over televisie, bezit of aanschaf. De Schrift zegt dat het oog niet verzadigd wordt met zien en het oor niet vervuld wordt van horen (Pred. 1 : 8). Maar alleen van het oog van- ‘ de mens wordt gezegd, dat het even onverzadelijk is als het dodenrijk en het verderf onverzadelijk zijn (Spr. 27 : 20).
Het is duidelijk dat de wereldbeheersers van deze duisternis door de televisie gebruik maken van deze onverzadelijke kijkhonger. De televisie heeft dan ook de wereld overspoeld. In Amerika bijv. kocht 99 % van de inwoners t.v. En in de zeventiger jaren werd per familie 6 uur per dag gekeken en in families met kinderen 8 uur per dag gemiddeld.’ Ik heb geen cijfers voor Nederland, maar deze zullen ook wel die kant opgaan.
Zelfs de jongeren in ‘Ronduit’ vinden dat vijf of zes dagen per week anderhalf uur per dag t.v. kijken niet onverantwoord is. (2)
En wie gewend is ’s avonds een wandeling te maken, ziet dat in de meeste huizen van ’s avonds vroeg tot laat t.v. gekeken wordt. Het is dan ook geen wonder dat Russische gelovigen (niet-geregistreerden) de t.v. het ‘huisaltaar van de wereld’ noemen.
Maar niet alleen gelovigen, ook ongelovigen zoals Jerry Mander, een voormalige publicrelations manager. Uit de literatuurlijst gevoegd bij zijn boek’ blijkt hoeveel kritiek er in de V.S. al is. Zelf noemt hij een leven met t.v.: ‘een tweedehands leven’. En Neil Postman, hoogleraar communicatiewetenschappen in New York, schrijft in zijn boek ‘Amusing ourselves to death – 1985’:
Met de intrede van de moderne massamedia komt er een ontwikkeling tot stand van de afbraak van de moreel en rationeel verantwoordelijke persoonlijkheid en verkinderlijking van onze cultuur. Deze ontwikkeling neemt met name beangstigende vormen aan door de invloed van de televisie. Deze invloed is enorm groot en destructief. De televisie is naar haar aard eigenlijk alleen geschikt voor vluchtig amusement. Televisie werkt vervlakkend in op het denken en is uiterst verslavend.(3)
Wanneer zelfs al veel ongelovigen waarschuven, mogen wij dan niet waarschuwen voor o.a. de afgod van het voetbal (een goddeloos spektakel) en nog enkele wereldse zaken. Ik heb gelovigen ontmoet die het al normaal vinden dat ze via de t.v. volledig op de hooge zijn van de voetbalsport, Tour de France n andere wereldse zaken.
Ook weet ik dat mede-broeders ook niet vrij zijn van zwakke plekken. Daarom wil ik voor hen geen aanleiding, tot vallen zijn doordat zij mijn voorbeeld tot aanschaf van t.v. zouden volgen.
Ik kan het voor God niet verantwoorden om niet de aanschaf/het bezit van t.v. af te keuren en ik hoop dit op de rechte tijd en wijze te doen. Ook verblijd ik mij over vergaderingen, waar de broeders en zusters gezamenlijk op een geestelijke wijze hun best doen om de t.v. uit de gezinnen te weren.
Dat heeft niets te maken met je op ‘de stoel van het oordeel stellen’. (Wij zijn nooit rechters, ook niet als er tucht geoefend moet worden.) Je doet het uit zorg voor jezelf en de ander.
Tenslotte geldt ook voor de aanschaf van t.v. dat dit met en namens Christus moet gebeuren. ‘Al wat u doet in woord of werk, doet alles in de Naam van de Heer Jezus’ (Kol. 3 : 17).
Kan ik in zijn Naam dit toestel aanschaffen, in zijn opdracht? en dan de Vader daarvoor danken? Kan ik het als een ‘goede gave en volmaakt geschenk’ uit de hand van de Vader der lichten aannemen? Jak. 1 : 16.
Blijft nog over: het ‘goede gebruik’, waaronder we verstaan in hoofdzaak of uitsluitend het gebruik van de t.v. om het evangelie te brengen.
Wanneer gelovigen, dienstknechten van de Heer, overtuigd zijn dat zij van dit medium gebruik mogen en moeten maken, dan zijn zij daarvoor uitsluitend verantwoordelijk. De Heer zal bovendien elke dienst zegenen die voor Hem en in toewijding aan Hem gedaan wordt, ook wanneer deze dienst bij gebrek aan licht op een onbijbelse wijze gedaan wordt.
Het is genade van God dat op vele manieren overal het evangelie bekend gemaakt wordt. Maar is dit een argument om t.v. aan te schaffen? Het is wei -een reden om er veel voor te bidden. We zouden best een extra bidstond in de week kunnen vullen om daarvoor te bidden. Waarom doen we het niet, als we toch zo voor dat ‘goede gebruik’ zijn? Daarop zou in elk geval Gods zegen rusten.
Naschrift:
De redaktie kan zich in de teneur van dit schrijven wel vinden; ze meent overigens dat aandachtige lezing van het artikel van br. J.G.F. zal leren dat br. J. de J. tot niet veel andere conclusies komt dan die welke br. J.G.F. al getrokken had. (Red.)
Voetnoot
1 – Jerry Mander: Four arguments for the eliminatin of television (vier argumenten om de televisie f te schaffen).
2 – Op Weg nr. 811986 blz. 122
3 – Overgenomen uit Bijbel en Wetenschap, sept. 986, waarin Drs. G.J. Blanken, de kommentaor, zich afvraagt: ‘Zijn wij te midden van al deze ntwikkelingen wel ‘geheel anders’ (Ef. 4 : 20)?’
‘in hoeverre ‘slikken’ we het medium zelf wél,
laten het daarmee afbreuk doen aan meer belangrijke zaken in ons leven?’