635 jrg. 138, blz. 139 1995 Vraag: zondigen nog / Jakobus 10:14

Vraag:

(a) We zondigen toch nog dagelijks? Wat doet de Heer daarmee?
(b) Als je veel last hebt van verkeerde gedachten, wat doe je daar dan mee?

Antwoord:

(a) je zou een mens kunnen vergelijken met een verkeerde boom. Die vergelijking gaat niet helemaal op, maar helpt toch om het duidelijk te maken. Welnu, een verkeerde boom brengt verkeerde vruchten voort. Je kunt de vruchten en bladeren er wel aftrekken, maar de boom blijft ‘wild’, want zijn aard is verkeerd. Zo brengt een mens verkeerde daden voort. Die komen voort uit zijn zondige, verkeerde natuur, oftewel uit het ‘vlees’. Nu is het gelukkig zo – dat was ook noodzakelijk – dat het kruis van Jezus Christus voor beide problemen, te weten het probleem van de zondige daden en dat van de zondige aard, een oplossing biedt. Als iemand tot bekering en geloof in Jezus Christus is gekomen, mag hij namelijk twee dingen weten:

(1) dat al zijn zonden (zijn verkeerde daden) door God vergeven en weggedaan zijn, omdat Christus daarvoor de straf op het kruis gedragen heeft (Jes.53:5; 1Petr.2:21-25);

(2) dat zijn boze, zondige natuur (zijn verkeerde aard) in Christus geoordeeld is (2Kor.5:21).

Let goed op het verschil tussen 1Petr.2:24 en 2Kor.5:21. De gelovige is met God verzoend, is voor eeuwig behouden en niets kan dat aantasten. In Gods oog zijn we dan ook geen zondaars meer, hoewel we nog wel zonde kunnen doen. Dat laatste kan, omdat we nog het ‘vlees’ in ons hebben. We kunnen nog wel zondigen, maar we hoeven het niet (zie lJoh.2:1).

Nu moeten we opnieuw twee dingen onderscheiden, te weten: (1) het onderkennen dat we het ‘vlees’ nog in ons hebben en (2) het laten werken van het ‘vlees’. Veel christenen zeggen: Ja, maar ik zondig nog iedere keer. Ze zeggen dat omdat ze merken dat het ‘vlees’ nog in hen is. Dat merken ze omdat er begeerten opkomen, onreine gedachten, drift e.d. Als je hun vraagt: ‘Maar welke zonde heb je dan gedaan?’ raken ze vaak in verlegenheid en mompelen ze zoiets als: ‘Ja, maar je denkt toch altijd verkeerd.’

We kunnen niet voorkomen dat er verkeerde gedachten bij ons opkomen. Daarvoor heeft Luther eens de volgende vergelijking gebruikt: ‘Ik kan niet voorkomen dat er vogels over mijn hoofd vliegen, ik kan wel voorkomen dat ze een nest maken in mijn haren.’ Het grote probleem is niet dat we wel eens zondige gedachten hebben, maar we moeten ons zorgen maken als we daaraan toegeven. Dit onderscheid vinden we ook bij Jakobus. Hij heeft het over ‘begeerte’ die ons wil meeslepen en verlokken, vervolgens spreekt hij over ‘het bevrucht zijn’ van de begeerte waardoor we tot zondigen komen (Jak. 1: 14,15).

En als we toch tot zonde gekomen zijn, wat dan? Wel, in 1Joh.2:1 staat dat als wij gezondigd hebben, Christus voor ons een Voorspraak is bij de Vader. Hij is ook onze Hogepriester die onze zwakheden kent en voor ons bidt (Hebr.22:31,32). De Heer jezus trad al voor Petrus tussenbeide voordat hij zondigde. Welnu, zo is de Heer Jezus werkzaam voor ons om ons te bewaren voor zondigen en ons te herstellen als we gezondigd zouden hebben. Dit is de kant van de Heer.

(b) Er is echter ook de kant van onze verantwoordelijkheid. Als wij gezondigd hebben, moeten we onze zonde direct aan God belijden, dan vergeeft Hij ons (lees 1Joh.1:7,9). Hebben we tevens tegen mensen gezondigd dan zullen we het kwaad ook belijden tegenover de betreffende personen. Wat verkeerde gedachten betreft, geldt dat we aan die gedachten geen voedsel moeten geven.

Als we in ons gedachtenleven het kwade laten doorwerken en de begeerte gaan koesteren, dan laten we het ‘vlees’ werken. We moeten dat juist niet doen, maar de verkeerde gedachten prompt oordelen en ons denken op andere dingen richten. In Kol.3:1,2 lezen we: ‘Bedenkt de dingen die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand van God. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn.’ Uit vs.5 blijkt dat de apostel daarbij denkt aan: hoererij, hartstocht, boze begeerten enz. Met zulke dingen moeten we ons niet bezighouden. Dat betekent dat we niets gaan zien of lezen dat prikkelend voor onze boze hartstochten is, want dan voeden we onze geest met deze negatieve, verkeerde dingen.

En als er zomaar verkeerde gedachten bij ons opkomen dan moeten we ze, zoals gezegd, oordelen en ons denken op andere dingen richten. Daarom is het zaak ons met goede dingen bezig te houden. In Kol.3 wordt gewezen op de geestelijke dingen die we in Christus bezitten. Daarnaast mogen we ons natuurlijk ook bezighouden met plannen voor ons werk, onze hobby of ontspannende zaken. Zo goed als we aan verkeerde dingen kunnen denken, zo goed kunnen we ook aan goede zaken denken. Wanneer we echt gevoelen dat Satan ons met verkeerde gedachten wil verleiden, dan zullen we dit in gebed voor de Heer brengen en vragen of Hij ons ervan verlossen wil.

Een middel om Satan af te wijzen is ook een geestelijk lied te zingen. Iemand zei het eens zo: ‘Satan heeft een hekel aan zingen.’ Hij bedoelde natuurlijk het zingen van geestelijke liederen. Als we opvliegend van aard zijn, zullen we van Christus moeten leren om zachtmoedig te worden. Mozes was opvliegend, hij vermoordde de Egyptenaar (Ex.2:11,12). Later wordt van hem gezegd dat hij de zachtmoedigste was van alle mensen (Num.12:3). Mozes heeft dus geleerd en is gegroeid.

Toch speelde die verkeerde aard hem nog een keer parten toen hij op de rots sloeg, in plaats van ertegen te spreken (Num.20:7-11). Het verkeerde blijft dus in ons, maar we moeten ons er dood voor rekenen en ons er innerlijk niet mee bezighouden. We moeten om zo te zeggen groeien in het negeren van onze oude natuur. Door ons bezig te houden met de Bijbel en met goede dingen, groeien we uiteraard naar God toe. Je zou deze vergelijking kunnen trekken: Veronderstel dat er een meer is met op de bodem rotspieken, zandruggen(= zandbanken) en scheepswrakken. Als het meer vol water staat, zal een schip van al die zaken geen last hebben, hoewel ze er wel zijn. Zodra het water in het meer echter gaat zakken, worden het hinderlijke obstakels.

Als ons geestelijk niveau ‘hoog’ is, zullen we van ons ‘vleesobstakel’ weinig last hebben. Om dat niveau hoog te houden is natuurlijk ook het gebed uiterst belangrijk. Bidden, bijbellezen, met goede dingen bezig zijn dus!

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies