De dwaasheid van het ongeloof
(Matth. 27:62-66)
Die slimme farizeeërs
De farizeeërs uit de dagen van Jezus hadden geen slecht geheugen. Nadat ze Jezus uit de weg hebben geruimd, herinneren ze zich dat Hij beweerd had, dat Hij op de derde dag zou opstaan. Veronderstel, dat zijn discipelen Hem stilletjes uit het graf zouden halen en dan zouden zeggen dat Hij is opgestaan. ‘Dan zou’, zo zeggen ze tegen Pilatus, ‘de laatste dwaling erger zijn dan de eerste’.
Op hun verzoek liet de stadhouder bij het graf een wacht van Romeinse soldaten plaatsen. Maar dit is wel het domste wat de Farizeeën konden doen. Deze dwaling was inderdaad erger dan menige voorgaande misstap. Want op deze manier zorgden ze voor een aantal kroongetuigen van de opstanding! Zonder bewaking zouden ze met goed gevolg het smoesje de wereld in hebben kunnen zenden dat zijn discipelen Hem hebben weggehaald. Nu zenden ze dat smoesje ook de wereld in, maar dat is de dwaasheid gekroond. Hoe kan een handjevol ongewapende burgers het lichaam van Jezus stelen als er een gewapende wacht van Romeinse soldaten bij het graf is geplaatst? Om dat aannemelijk te maken moesten de soldaten gaan vertellen dat ze geslapen hadden. Maar ieder wist, dat daar de doodstraf op stond of op zijn minst zware lijf- en celstraf. Nee, deze leugen is te doorzichtig.
Door hun wacht hebben ze bovendien voor zichzelf het duidelijke bewijs gekregen dat Jezus Christus is opgestaan, of ze dit nu willen aanvaarden of niet.
Zo blijkt de dwaasheid van het ongeloof. Ongeloof in de Schriften is altijd dom, al verbeeldt het zich wijs te zijn.
Bent u misschien nog in het domme ongeloof gevangen? Laat u dan toch niet langer verstrikken door satan.
Gelooft de Schriften, gelooft in Jezus Christus, die is opgestaan en nu zit aan Gods rechterhand. Aanvaardt Hem als uw Heiland de Heer.