747 De Bijbel, de dichterlijke boeken

Na een kort overzicht gegeven te hebben van de geschiedkundige boeken van het Oude Testament, willen we nu de dichterlijke boeken nader bekijken.

Dichterlijke boeken

Job:
Dit boek behandelt het probleem van het lijden. In de eerste twee hoofdstukken gaat het om een twistvraag, die Satan God voorwerpt, dat Job God alleen maar zou dienen omdat het hem zo goed gaat. De beproevingen tonen echter Jobs toewijding aan de Here. Job zondigt niet en eert God boven alles. Vanaf hoofdstuk 3 lezen we de toespraken van zijn drie vrienden, die hem komen vertroosten, maar in feite hem beschuldigen: Job moet wel gezondigd hebben, anders was hem dit kwaad niet overkomen. Job verdedigt zich fel tegen deze aantijging. Hij beproeft zich op zijn rechtvaardig gedrag en roept God ter verantwoording.
Vanaf hoofdstuk 32 is een vierde vriend van Job aan het woord. Deze wijst de drie vrienden terecht, maar vermaant ook Job, die gemeend heeft het woord tegen zijn Maker te mogen opnemen.
Dan gaat de Heere zelf met Job spreken. De hoofdstukken 38 tot en met 41 laten God zien als de grote Schepper en Onderhouder van al wat leeft, maar tone ook zijn soevereiniteit. Dit brengt Job tot inkeer en hij spreekt de historische woorden:
“Slechts van horen zeggen had ik van u vernomen, maar nu heeft mijn oog u aanschouwd. Daarom herroep ik en doe boete in stof en as”.
Daarop volgt het herstel van Job en zegent de Heere zijn levenseinde.

De Psalmen:
Dit is een verzameling gedichten, die in de loop der tijden is ontstaan. Verschillende psalmen wijzen heen naar de Verlosser, die komen zou, we noemen ze Messiaanse psalmen. Het boek der psalmen is een troostboek bij uitnemendheid. In veel psalmen wordt namelijk de trouw van God bezongen.
Heel bekend is Psalm 23, die begint met de woorden:
“De Heere is mijn herder, mij ontbreekt niets”.
Ook moet Psalm 32 genoemd worden, waarvan het eerste vers luidt:
“Welzalig hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is”.
Wij weten dat die vergeving mogelijk is, omdat Jezus Christus onze plaats wilde innemen op het kruis en het oordeel van God over onze zonden op zich nam.

Spreuken:
Een boek vol praktische wijsheid. Heel wat spreuken leven in onze taal voort. In het begin van het boek vinden we de waarschuwing voor de vreemde vrouw, aan het slot treffen we de lofzang op de deugdzame huisvrouw aan.

Prediker:
De Prediker zoekt naar wijsheid onder de zon en probeert het werk van God te doorgronden. Hij moet de onmogelijkheid daarvan erkennen.
Bijzonder waardevol zijn twee slotconclusies waartoe hij komt.
De eerste is deze:
“Gedenk dan aan uw Schepper in uw jongelingsjaren, voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen waarvan gij zegt: Ik heb daarin behagen”.
De tweede staat in het laatste vers van het boek, en luidt:
“Want God zal deze daad doen komen in het gericht, over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad….”
Het is belangrijk te bedenken dat het met de dood niet afgelopen is, maar dat daarna de mens rekenschap jegens zijn Schepper heeft af te leggen.
En alleen zij die schuilen achter het bloed van de Heere Jezus Christus, kunnen voor Gods aangezicht bestaan.

Hooglied:
Dit is een lofzang op de liefde. Over de liefde van de bruid en bruidegom heen wijst dit boek op de liefde van God voor zijn volk.
De woorden uit hoofdstuk 8 vers 7:
“Vele wateren kunnen die liefde niet blussen en rivieren spoelen haar niet weg” herinneren aan het woord van Paulus: “De liefde vergaat nimmermeer”.
Gelukzalig allen, die de liefde van God hebben leren kennen.
In hun hart is die liefde uitgestort, zodat ze van harte kunnen zeggen: God heb ik lief.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies