“Wat heeft het aanhalen van bijbelteksten voor zin. Een uitspraak zegt mij niets, als ik niet weet wie de spreker is, wie de aangesprokene en onder welke omstandigheden die uitspraak is gedaan”.
De briefschrijver stipt hiermee een heel belangrijk uitgangspunt aan voor bijbelverklaring. In zijn algemeenheid delen we dit uitgangspunt, maar…
a) het is in het kort bestek van een evangelisatieartikel niet altijd mogelijk alle achtergronden van een tekst te schilderen. We proberen echter wel een tekst aan te halen in dezelfde zin als waarin ze in het bijbels verband is gebruikt.
b) heel wat uitspraken – dat geldt voor het gewone taalgebruik ook – zijn op zichzelf al volkomen doorzichtig en behoeven geen nadere toelichting. Een gezegde als: “oost west, thuis best!” begrijpt iedereen. Zo behoeft de uitspraak uit de bijbel “God heeft een blijmoedige gever lief” ook geen nader toelichting. Dat de apostel Paulus dit woord richt tot de Korinthiërs in verband met een collecte voor de armen te Jeruzalem is belangrijk om te weten, maar niet nodig om de zin van deze uitspraak te verstaan en er in ons leven (of beter: bij ons geven) rekening mee te houden. Zo is het ook met het woord, dat Paulus op de Areopagus spreekt: ‘God verkondigt….. heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen; omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken’ (Hand. 17:30, 31). Deze uitspraak is zo algemeen gesteld, dat verdere toelichting niet persé vereist is.
Dat het van belang is te weten, wie een uitspraak heeft gedaan mag uit de volgende anekdote blijken. In Amerika werd iemand wegens een roofmoord tot langdurige gevangenisstraf veroordeeld. De jury had verzachtende omstandigheden in rekening gebracht en niet de doodstraf geëist. De advocaat van de verdachte maakte het wel erg bont door op hoge toon vrijspraak te bepleiten, ‘want’ – zo zei hij – ‘er staat in de Bijbel: Huid voor huid en al wat een mens heeft zal hij geven voor zijn leven, en dit zegt de hoogste autoriteit die we kennen!’ Met deze laatste woorden doelde hij natuurlijk op God. De aanklager was echter behoorlijk bijbelvast en hield de jury voor: ‘Mijne heren, ik wil u graag laten horen wie de hoogste autoriteit is waarop de advocaat zich beroept’. Daarop sloeg hij de bijbel, die in de rechtszaal lag, op bij Job 2:4 en toonde aan, dat de bedoelde uitspraak niet door de Here God was gedaan, maar uit de mond van Satan kwam.
Voor een dergelijk bijbelmisbruik hopen we echter bewaard te blijven.