Dat de zesenzestig boeken van de Bijbel één geheel vormen is te danken aan het feit, dat de schrijvers door de Geest van God werden geïnspireerd.
Hoe dat gebeurde weten we niet, dan zouden we namelijk zelf de werking van de inspiratie hebben moeten meemaken. Toch weten we er wel iets van, doordat namelijk de Schrift zelf er iets over onthult.
We moeten er dan wel aan denken dat het Bijbels begrip “inspiratie” of “ingeving” iets anders is dan wat we in het gewone spraakgebruik eronder verstaan.
Zo zegt men bijvoorbeeld dat een schilder door een bepaald voorval geïnspireerd werd tot het maken van een schilderij. En bij het bedenken van spelletjes kan je soms een goede ingeving krijgen. Het Bijbelse begrip “inspiratie” gaat echter veel verder.
We zullen eens een paar teksten nagaan die met ons onderwerp te maken hebben.
Als we de profetische boeken van het Oude Testament opslaan komen we daar regelmatig de uitdrukking tegen “Zo zegt de Here” (zie b.v. Amos 1:3, 6, 9, 11, 13; 2:1, 4 enz.). De profeten wisten dus dat wat ze spraken en opschreven hen door God gegeven was om uit te spreken. Dat betekent niet, dat ze automatisch weergaven wat God hen innerlijk aangaf. Het ging niet buiten hen om, maar door hen heen. In het Nieuwe Testament wordt deze werking van God in de profeten als volgt beschreven:
“Dit moet Gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigen machtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken” (2 Petr. 1:20, 21).
Dit vers zegt dus dat de profeten niet op eigen houtje profeteerden zoals zij zouden willen. Nee, ze spraken namens God en Gods Geest dreef hen daartoe en leidde hen daarbij. De grote apostel Paulus schrijft aan zijn jonge medewerker Timotheüs ook over deze zaak. Hij geeft van de Schriften eerst dit prachtige getuigenis: “en dat gij van kindsbeen af de heilige Schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus” (2 Tim. 3:15). Met de term “heilige Schriften” doelt hij op de geschriften van het Oude Testament, waarin de moeder van Timotheüs haar zoon had onderwezen en waaruit hij door de Joden onderricht ontvangen had.
De apostel vervolgt dan met deze belangrijke uitspraak:
“Elk van God ingegeven Schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust”.
Er zijn argumenten voor aan te voeren, dat de apostel nu niet meer alleen denkt aan de geschriften van het Oude Testament, maar ook aan die van het Nieuwe voor zover die het licht hadden gezien. Voor dit laatste kunnen we verwijzen naar Rom. 16:26 en 2 Petr. 3:15, 16. De term “Schriften” in Rom. 16 duidt ontegenzeggelijk op geschriften van het Nieuwe Testament. En de uitspraak van Petrus geeft aan, dat deze apostel de brieven van Paulus tot de Schriften rekent.
Het gaat er ons echter om, dat Paulus spreekt over de “ingeving” van de Schriften. De Schriften zijn geen gewone boeken, brieven e.d., nee deze boeken en geschriften zijn ingegeven ofwel geïnspireerd. En omdat de Schrift door God is ingegeven, en dus Gods Woord is, is ze nuttig om te leren, te weerleggen, enz.
Het grote belang van de Schrift is echter, dat ze ons de weg tot zaligheid wijst. Die weg is Jezus Christus, die gekruisigd is voor onze zonden. Ik wil dit artikeltje besluiten met een woord van koning David, waarin zo duidelijk het feit van de inspiratie uitkomt. Dat woord luidt:
“De Geest des Heren spreekt door mij, Zijn Woord is op mijn tong” (2 Sam. 23:2). Wat is het dan toch belangrijk om naar het geïnspireerde Woord van God te luisteren