Ja, Andriesen, daar zou ik het nog een keertje over hebben. Het bestuur van de school in St. Annaparochie waaraan br. Ottens en ik verbonden waren had besloten dat de bijdrage van de leden van de schoolvereniging eigenlijk verhoogd moest worden om de bijzondere kosten die gemaakt werden te dekken.
Men zou de leden vragen om het bedrag dat ze gaven te verhogen. Zo goed als ik me herinner zou dat naar vrijwilligheid gebeuren. Dit verzoek zou niet algemeen gedaan worden door een publikatie naar de leden toe, nee ze zouden persoonlijk bezoek krijgen van een van de bestuursleden of de onderwijzers. Dat zou een beetje meer ‘druk op de ketel’ leggen, dacht men niet ten onrechte.
Ieder bestuurslid en elke onderwijzer kreeg een lijstje met namen van personen die hij zou benaderen.
Op het lijstje dat br. Ottens kreeg, prijkte o.a. de naam van Andriesen. Hij ging naar hem toe en werd hartelijk binnengenodigd. Ottens verklaarde het doel van zijn komst en kreeg het dus over de school en de kosten die gemaakt werden.
Tja, die school… daar had Andriesen toch wel een vraag over want hoe zat het met meester Fijnvandraat. Het mocht dan wel een goede onderwijzer zijn, maar hij ging niet naar de kerk. Ottens reageerde hierop met te zeggen dat Fijnvandraat zondags wel ‘naar de kerk ging’ maar dan naar een bijeenkomst in Leeuwarden . ‘Dus niet hier in het dorp’, viel Andriesen uit ‘en een onderwijzer aan de school moet in St.. Anna naar de kerk gaan.’. Hij vervolgde daarop met de vraag: ‘Maar waar gaat meester eigenlijk naar de kerk, want ik zie u hier niet in de kerk. Ottens kwam een beetje op hete kolen te zitten maar zei: ‘Ik ga naar dezelfde samenkomst als waar Fijnvandraat naar toe gaat’. Daarop antwoordde Andriesen onverbloemd: ‘ Nou voel ik dat ik met mien kont op de blaren kom te sitte’.
Kort en goed, Andriesen was het daar dus niet mee eens, maar dat nam niet weg dat hij zijn bijdrage wel verhoogde. Zo was ie nou ook wel weer!