In het bejaardenoord hadden twee evangelisten in de ontvangstzaal het evangelie gebracht. Heel wat “oudjes” waren komen luisteren. Onder hen bevond zich een dame die na afloop aan de beide mannen vroeg of ze bij haar een kopje koffie kwamen drinken. De twee gingen op dat verzoek in en hoopten een goed gesprek met deze mevrouw te krijgen.
Toen ze bij haar op de kamer waren bleek al ras, dat deze vrouw ten opzichte van haar bezoekers wilde pronken met alle kostbare spulletjes, die haar kamer versierden. Er stond inderdaad heel wat mooi, antiek spul. Een van de twee mannen toonde zijn belangstelling en prakkezeerde onderwijl hoe hij het gesprek over porselein e.d. een geestelijke wending kon geven. Dat lukte hem echter niet zo gauw, want de dame was druk doende om de heren te wijzen op al het moois dat ze had en gaf er omstandig bij aan hoe ze eraan gekomen was.
Toen ze alles getoond had, mengde de tweede evangelist zich in het gesprek met de abrupte vraag: “En mevrouw, wat hebt u hier boven?” Daarbij wees hij met zijn vinger naar het plafond. “Hier boven heb ik niets mijnheer, dat is de volgende verdieping.” De evangelist hield echter aan en vroeg indringend: “Maar daar boven, mevrouw, wat hebt u daar?” De vrouw begreep hem niet en stamelde iets over het dak, dat daarboven zat. Daarop herhaalde de evangelist voor de laatste maal: “En mevrouw, DAAR boven, wat hebt u daar?” Plotseling drong de bedoeling van de vraag tot de dame door. Haar gezicht veranderde en bits antwoordde ze: “Mijnheer dat is een persoonlijke vraag, daar hebt u niets mee te maken”. Daarmee konden de heren gaan.
Deze dame noemde zich christelijk, maar ze had kennelijk geen weet van de bijbeltekst, die luidt:
“Weest altijd bereid tot verantwoording aan een ieder die rekenschap van u vraagt van de hoop, die in u is” (1 Petrus 3 vers 15).
Misschien reageert u bij het lezen van deze vraag op ongeveer dezelfde manier als de dame waar ik het zo even over had. Weet u waarom deze dame zo bits antwoordde? Omdat de vraag haar geweten raakte en ze geen positief antwoord kon geven. Ze leefde voor haar spulletjes hier op aarde; voor de hemel en de eeuwigheid had ze geen aandacht. De gedachte daaraan verdrong ze, want die maakte haar onrustig. Ze wist namelijk niet behouden te zijn door het geloof in Jezus Christus. Anders had ze blijmoedig kunnen getuigen, dat ze BOVEN een plaats had bij God in de heerlijkheid. Een plaats voor haar verworven door Jezus Christus.
Raakt de vraag “waar zult u zijn in de eeuwigheid” uw geweten ook? Reageert u misschien bits en scheurt u dit blad in snippers of verfrommelt u het en werpt u het in de prullenbak? Als u volgehouden hebt tot hier toe te lezen, wacht dan nog even met versnipperen en stel uzelf eens eerlijk de vraag waarom u zo afwijzen reageert.
Is het omdat de vraag u niet lekker zit?
Hoe komt dat dan? Toch vrees voor het hiernamaals? Vrees voor God? Wel, we kennen dat probleem uit eigen ervaring. Er is enerzijds reden om bevreesd te zijn voor de heilige, rechtvaardige God. We zijn immers zondaars, die bij Hem in de schuld staan vanwege onze verkeerde gedachten, woorden en daden.
We kennen echter ook de bevrijding van die vrees voor God en we zouden zo graag willen dat ook u die bevrijding leerde kennen. Daarom verspreiden we dit blad, dat u met de neus op het eeuwigheidsprobleem drukt. Die bevrijding kunt u namelijk leren kennen door met berouw van uw verloren leven tot God te gaan en radicaal te breken met het ik-leven dat u tot nu toe hebt geleid. God wil namelijk niet uw ondergang, maar uw behoud en daartoe zond Hij zijn Zoon Jezus Christus en gaf Hij Hem over in de kruisdood, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren zou gaan, maar het eeuwige leven zou hebben. Dat is het blijde nieuws van het evangelie. Dat is nieuws voor (n)u!