We vertellen geen nieuws als we zeggen dat de naoorlogse ontwikkeling in ons land nu niet direct om-naar-huis-te-schrijven is.
Dat geldt niet alleen voor ons land, maar voor heel de westerse maatschappij. Bij een internationale voetbalwedstrijd worden meer dan veertig mensen zo in elkaar geramd, dat ze aan hun verwondingen bezwijken. Verschillenden van hen waren trouwens op slag dood. Een exceptioneel geval? Welnee, bij iedere wedstrijd van formaat moet toch zeker een heel leger politieagenten en M.E.-ers opdraven om de orde te handhaven. En die wordt niet gehandhaafd, want de voetbalfans laten een spoor van vernielingen achter. Er wordt hoogstens moord en doodslag voorkomen. De aanhangers van de clubs spreken bepaalde plekken af om een confrontatie aan te gaan en de politie moet dat maar zien te voorkomen.
Dit is een ontwikkeling op een bepaald terrein van het maatschappelijk leven, maar die ontwikkeling is symptomatisch voor de hele samenleving. Onordelijkheid, je niet houden aan regels, vervalsingen en noemt u maar op, zijn aan de orde van de dag.
Waar is deze ontwikkeling aan te danken? Daar zijn meerdere redenen voor aan te voeren. Eén ervan is het ontbreken van discipline in de opvoeding. Een pedagoge heeft eens gezegd: “Toon mij een kind dat thuis goed opgevoed is en ik zal u een kind tonen dat zich op school aan de regels houdt.” Ze zei dat als opvoedkundige, en je zou er aan toe kunnen voegen: Ik zal u iemand tonen die zich ook in de maatschappij gedisciplineerd gedraagt.
Deze regel heeft natuurlijk zijn uitzonderingen, maar in doorsnee gaat ze beslist op. Er is echter een dieper liggende reden voor de wanorde aan te voeren en dat is dat onze westerse maatschappij totaal vervreemd is van God en Zijn Woord. Dat is bijvoorbeeld in het strafrecht het geval. “Straf” is een vies woord geworden. Verkeert, zondig gedrag wordt vergoelijkend een afwijking genoemd, enz.
Enige tijd geleden hoorde ik een toespraak van een professor over de verhouding leraar-leerling. De man was geen christen, dus was in zijn toespraak van een hogere gezagsverhouding geen sprake. Het was ook niet te verwachten dat hij dat element in zijn rede zou inbrengen. Typerend echter was, dat hij het begrip straf totaal uitbande. Je moest praten met de leerlingen die zich niet aan de regels onderwierpen, je moest samen regels opstellen, enz.
Nu zit daar heus wel iets in, maar toen er vragen gesteld werden met betrekking tot die gevallen dat een leerling zich dwars tegen de schoolleiding keert en of er dan geen straf op zijn plaats was, wees hij dat laatste pertinent af en stuurde de vraagstellers met een kluitje in het riet. Deze tendens heeft langzaam maar zeker terrein gewonnen en de resultaten zijn er naar. Dit betekent niet dat we naar de middeleeuwse strafmethodes terug moeten. Het houdt wel in, dat we beginnen moeten te erkennen, dat er maar Eén is die gezag over ons heeft: God. En vervolgens dat wij naar Zijn normen gezag hebben uit te oefenen over onze kinderen, over leerlingen, over burgers.
We moeten terug naar God en met Hem rekening gaan houden. Die weg loopt via Jezus Christus en het kruis van Golgotha. Als christenouders zullen we dan onze kinderen opvoeden in de “lucht en vreze van de Heer”.
In de Bijbel staat een belangrijk woord: “Oefen de knaap volgens de eis van zijn weg, ook wanneer hij oud geworden is zal hij daarvan niet afwijken”(Spreuken 22 vers 6).
En tegen de jongeren zegt de Bijbel: “Bewaar, mijn zoon, het gebod van uw vader en verwerp de onderwijzing van uw moeder niet” (Spreuken 6 vers 20).