Het van belang na te gaan hoe Jezus Christus over het Oude Testament gesproken heeft. Bij voorbaat kunnen we stellen, dat Hij dat nooit gedaan heeft in de trant zoals de moderne mens, ook de moderne christen, dat doet. Nooit heeft Hij het gezag van de Schrift discutabel gesteld. Voor Hem had de Schrift altijd het laatste (en enige) woord. Lees. b.v. eens deze uitspraak: “Want als gij Mozes (de eerste vijf boeken van de bijbel zijn bedoeld, JGF) geloofdet, zoudt gij ook Mij geloven”. En ook deze: Maar indien gij zijn geschriften niet gelooft, hoe zult gij mijn woorden geloven?”
De Heere Jezus stelt het gezag van e geschriften van Mozes dus gelijk met het gezag van Zijn eigen woorden. En van Zijn eigen woorden zegt Hij dat Hij de woorden van God spreekt en Zijn leer predikt (zie Joh. 7:16 en 12:49). Wel, dan zijn de geschriften van Mozes dus ook Gods Woord.
De volkomen betrouwbaarheid van die laatste geschriften laat de Heere ook uitkomen door de volgende uitspraak uit een gelijkenis die Hij vertelde: “indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen zij ook indien iemand uit de doden opstaat zich niet laten gezeggen” (Luk. 16:31). Hij geeft dus aan de geschriften van Mozes hetzelfde gezag of zelfs nog groter gezag dan aan de woorden van iemand die uit de doden zou opstaan.
En in deze uitspraak gaat het niet alleen om de geschriften van Mozes, maar ook om de geschriften van de profeten. In feite is het dus een getuigenis over het hele Oude Testament. Want van het derde deel van het Oude Testament, “de Geschriften” geheten, geldt dat ze op één lijn stonden met de wet (boeken van Mozes) en de profeten. Dat de geschriften van de profeten het absoluut betrouwbare Woord van God zijn volgt ook uit de woorden die de Heere tegen de Emmaüsgangers zie. De twee, die van Jeruzalem naar Emmaüs reisden, kregen dit verwijt te horen: “O, onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben” (Luk. 24:25).
Er zijn nog twee sterk sprekende uitdrukkingen uit de mond van de Heere Jezus die laten zien hoe onfeilbaar de Schrift is. De eerste staat opgetekend in Joh. 10:35 en luidt: “De Schrift kan niet gebroken worden” Dat wil net zoveel zeggen als: “De Schrift is onfeilbaar. De andere uitdrukking luidt: “Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied” (Matth. 5:18). Een jota en een tittel vormen de twee kleinste lettertekens van het Hebreeuwse schrift. Met andere woorden: heel de Schrift is het absoluut betrouwbare Woord van God.
Gelukkig is hij, die de Bijbel leest en gelooft. Daarin vinden we de waarheid en daardoor leren we God, Jezus Christus en ons zelf kennen.