Er bestaat geen twijfel over, dat Jezus Christus het Oude Testament beschouwd heeft als het absoluut betrouwbare Woord van God. In zijn spreken beriep Hij zich regelmatig op het Oude Testament met de woorden: “Hebt gij nooit (of: niet) gelezen… en dan haalde Hij een tekst uit de Schrift aan. Ook bij de verzoeking in de woestijn verlaat de Heere zich op Gods Woord. Hij voegt de satan tot driemaal de woorden toe: “Er staat geschreven…” (zie Matth. 4:1-11) en de satan kan daar niet tegen op en moet wijken.
Een heel sterk voorbeeld hebben we in het gesprek van Jezus Christus met de Farizeeën over de kwestie van de echtscheiding. Op de vraag of het een man geoorloofd is zijn vrouw om elke reden weg te zenden antwoordt de Heere: “Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper hen van de beginne als man en vrouw gemaakt heeft?” (Matth. 19:4). Dat is een beroep op Gen. 1:27. En daarop vervolgt Hij met: “daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn”. Dat is een aanhaling uit Gen. 2:24. De Heiland neemt dus het verslag van de schepping onvoorwaardelijk als juist aan!
Erg belangrijk is ook wat Hij eraan toevoegt als de farizeeën tegensputteren en zich erop beroepen dat in de weg gesproken werd over een “scheidbrief”. De Heiland zegt dat dat is gebeurd om de hardheid van hun hart en voegt er dan aan toe: “Maar van het begin af is het niet zo geweest”. De schepping van Adam en Eva en de instelling van het huwelijk zijn dus historische feiten, die gebeurd zijn en geen verzinsels van de mens.
Het ware te wensen, dat alle predikers zich aan dit voorbeeld van Christus hielden!