Over meneer van Houten wil ik nog een anekdote vertellen. Hij was namelijk heel erg verstrooid. Hij liet bijvoorbeeld overal zijn hoed hangen, ging ergens weg en zette de hoed van een ander op. Hij was zijn vulpen vaak kwijt en het bleek dan die van een ander in zijn zak te hebben, en dergelijke.
Het mooiste voorbeeld is echter het volgende. Hij ging na schooltijd naar huis met een dikke tas vol correctiewerk bij zich. Hij hing die tas aan de ene kant van zijn stuur. Toen hij een eindje onderweg was kwam hij tot de ontdekking dat hij iets vergeten was, dat kan zijn hoed geweest zijn.
Hij fietste terug en liep weer de trap op naar de bovenverdieping, hij pakte hetgeen hij vergeten was en liep weer naar de trap. Daar stond bovenaan een dikke tas. Goed dat ik teruggegaan ben, dacht van Houten want nu heb ik ook mijn tas vergeten mee te nemen. Hij pakte de tas mee en hing die aan de andere kant van zijn stuur. Met veel moeite hield hij zijn fiets in het goede spoor.
Hij was bijna thuis toen hij zich ineens afvroeg waarom het fietsen zo moeilijk ging en hij ontdekte dat hij niet één, maar twee dikke tassen aan zijn stuur had hangen. Het schoot door hem heen dat hij kennelijk de tas van een ander meegepikt had en dat moest dan de tas zijn die hij het laatst meegenomen had.
Natuurlijk moest hij weer terug naar school want daar zou wel een collega zich een ongeluk zoeken naar zijn tas. Dat laatste bleek ook zo te zijn want toen hij weer boven op de tweede etage was zag hij daar Sikkema die klas voor klas aan het nakijken was of hij daar zijn tas had laten staan of dat een van de knapen hem een poets had willen bakken en de tas weggezet had.
Toen van Houten hem zag en hem toeriep dat hij zijn tas meegenomen had slaakte Sikkema een zucht van verlichting, Van Houten maakte zijn excuses en de beide mannen moesten hartelijk lachten om de situatie.
Van Houten was verstrooid en niet zo’n klein beetje.