Volgens de oude joodse boeken (door christenen het Oude Testament genoemd) zou er een Messias, een Verlosser optreden, die het volk bevrijden zou. Niet in de eerste plaats het bevrijden van de Romeinse overheersing, maar het geestelijk verlossen van hun zonden. Aan het optreden van deze Verlosser, die wij kennen als Jezus van Nazareth, ging het optreden van Johannes de Doper vooraf. Velen meenden dat deze Johannes de Verlosser was, maar dat was hij niet, hij was het ‘licht’ niet, maar kwam om van het ‘licht’ te getuigen.
Christus was het waarachtige licht en ieder die met Hem (of met Zijn boodschap) in aanraking kwam, werd door Hem verlicht, dat wil zeggen kwam in het licht te staan. Maar als je vuil en smerig bent, wil je niet zo graag dat het licht op je valt. Welnu, zo ging het met de wereld toen, en in feite is dat nu ook nog zo. Jezus Christus was niet alleen een mens met bijzondere menselijke kwaliteiten, Hij is tevens de Zoon van God en de Schepper van de wereld. Toen Hij in de wereld optrad, kende de wereld Hem niet, dat wil zeggen men erkende Hem niet. Of botweg gezegd: men moest Hem niet.
In de wereld was echter het Joodse volk en onder dat volk werd Hij geboren. Het was om zo te zeggen zijn broedervolk, het waren de zijnen. Zou dat volk Hem aannemen? Helaas, ze deden dat niet. Was Zijn komst dan een groot fiasco? Nee, gelukkig niet. Laat de wereld Hem niet kennen en het Joodse volk als volk Hem niet aannemen, voor ieder die Hem persoonlijk aanneemt is er redding, ongeacht tot welk volk je ook behoort.
Mensen, die hun zonden voor God belijden en in Jezus Christus geloven, krijgen zelfs het recht zich kinderen van God te noemen. Ze zijn namelijk uit God geboren. Dat is niet een tweede natuurlijke geboorte, maar een geestelijke geboorte. Het is een levensvernieuwing, die niet door mensen of door menselijke inspanning tot stand is gekomen, maar door God. Hij werkt door Zijn Woord en Zijn Geest aan het hart van de mens. Dat is Gods kant van de zaak; op ons mensen rust de verantwoordelijkheid in Christus te geloven; ons voor tijd en eeuwigheid aan Hem toe te vertrouwen. Wie dat doet, is een kind van God en die is voor eeuwig behouden. Lees a.u.b. het evangelie van Johannes, hoofdstuk 1 vers 6 tot en met 13.