88 Je spraak verraad je

Aan iemands spraak kun je weten waar hij vandaan komt. Ik bedoel niet dat je een Duitser, een Fransman, een Engelsman aan hun spraak kunt herkennen, want dat is nogal logisch. Wat anders is dat als ze behoorlijk Nederlands spreken je aan hun uitspraak wel kunt opmaken uit welk land ze komen. Het gaat me echter niet om buitenlanders, maar om Nederlanders en dan niet om hun spraak, maar hun uitspraak. Aan die uitspraak kun je opmaken of je met een zuiderling, een noorderling en dergelijke te maken hebt.

In de Bijbel treffen we een paar gevallen aan waar iemands uitspraak hem in dat opzicht verraadde. Een heel bekend voorbeeld is dat van de mannen uit Efraïm die geen sjibboleth konden zeggen, maar er sibboleth van maakten. Over de ‘sj’ braken ze hun tong.

Om even terug te komen op buitenlanders en wel op Duitsers: zij kunnen de ‘sch’ niet zeggen. Vraag ze maar eens ‘Scheveningen’ na te zeggen. Maar terug naar de Bijbel. Een ander voorbeeld hebben we in de Leviet die Micha in zijn huis had opgenomen. De mannen van Dan die op hun tocht bij het huis van Micha komen merken aan de tongval van deze man dat hij niet uit Efraïm kwam (Ri 18:3). Natuurlijk kennen we ook allen het voorbeeld van Petrus wiens uitspraak aangaf dat hij uit Galilea kwam (Mt 26:73; Mk 14:70)

Maar nu naar ons eigen land. Spreekt iemand met een zachte ‘g’ dan weet je dat hij uit Brabant of Limburg komt. Een Zeeuw kun je herkennen aan de ‘gh’ want hij kan de ‘h’ niet uitspreken zonder de ‘g’ ervoor. Heb je met iemand te doen die niet spreekt maar zingt dan kun je hem ergens in Noord Holland plaatsen want daar staat men bekend om de zangerige spraak.

Komt iemand uit Amsterdam of omstreken dan spreekt hij op een eigenaardige manier de ‘an’ uit in bijvoorbeeld ‘man’. Ook de uitgang ‘end’ verraadt ze want ‘duizend’ spreken ze enigszins uit als ‘duizand’.

Een Groninger herken je aan zijn ’th’. Laat hij het maar eens over de ‘Martinitoren’ hebben. Ook het inslikken van de ‘e’ in werkwoorden is bekend (lop’n, plakk’n). In Drenthe zegt men de ‘h’waar hij niet hoort en laat hem weg waar hij hoort. Ik hoorde iemand praten over ‘de hengelen in de emel’ en de Ere des emels en der haarde’.

Leuk is ook het mopje van de conducteur in Drenthe die station Hoogeveen aankondigde als ‘oogeveen’. Toen een reiziger er hem op wees dat hij de ‘h’ wegliet, zei de man ‘die komt er in Hassen wel weer bij’.

Een Fries kun je herkennen aan het feit dat hij geen ‘z’ uitspreekt maar een ‘s’ en geen ‘v’ maar een ‘f’, Dat doet een Amsterdammer trouwens ook.
Dan nog iets over de Noorderlingen. Een Fries of Groninger mag nog zo gaaf Nederlands spreken, je kunt ze meestal toch herkennen aan de klemtoon die ze leggen in woorden als ‘door elkaar’, ‘ voor elkaar’ , ‘met elkaar’, ‘in elkaar’ e.d.. Een Hollander legt de klemtoon meestal op het woord ‘elkaar’, de noorderling doet dat op het woordje ‘door’, ‘voor’ , ‘met’, ‘in’. Eigenlijk is dat veel logischer want daardoor worden deze uitdrukkingen juist onderscheiden.

Nog even een kenmerk erbij van de Groningers en de Drenthen dat niet direct met de uitspraak maar met de woordkeus te maken heeft. Bij onzijdige woorden zoals ‘het apparaat’vervolgen ze hun zin bijv. met ‘die daar staat’ in plaats van met ‘dat er staat’.
Bij deze voorbeelden gaat het om dat wat globaal het geval is. Er zijn altijd uitzonderingen

Maar hoe we ook praten het komt niet zo sterk op de uitspraak aan, als op de inhoud. Laat die maar goed en opbouwend zijn.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies