Toen ik in militaire dienst kwam bij de ‘genezerikken’ofwel de geneeskundige troepen werkte er op het kantoor een sergeant die uit Groningen kwam. Toen viel me op dat hij om de haverklap ‘ja’ zei. Later bleek me dat dit niet typisch was voor hem, maar voor Groningers in het algemeen. Vandaar het mopje: weet je hoe een Groninger het alfabet opzegt? Wel zo: a ja, b ja, c ja, d ja en zo tot z ja aan toe.
Laatst vroeg iemand me heel serieus of deze Groningse gewoonte nu ook in het Nederlandse spraakgebruik was doorgedrongen omdat velen tegenwoordig hun zinnen ook met ‘ja’ doorspekken. Dat laatste is zeker het geval. Velen praten als volgt: ‘ Laatst was ik ja in de stad en moest ik ja in een boekhandel zijn maar het boek dat ik moest hebben was er ja niet. Die hinderlijke gewoonte heeft echter niets met Groningse invloed te maken. Het ‘ja’ is gewoon een vervanging van ‘eh’ dat bij nog velen – zelfs in de hoogste regionen – het taalgebruik ontsiert. Het houdt in dat men het gebruikt om even tijd te krijgen om na te denken over de volgende zin. Het is een uiting van onzekerheid. Het ‘ja’ heeft naar mijn gedachten de plaats van het ‘eh’ ingenomen. Het is een volkomen overbodig gebruik van een tussenwoordje.
Nog een overbodig gebruik is het tussenlassen van het zinnetje: ‘Het is zo dat’. Meestal voegt dat geen enkele meerwaarde toe aan wat men zeggen wil. In plaats van ‘het is zo dat volgens de peilingen Kerry het debat met Bush gewonnen heeft’, kun je net zo goed zeggen : ‘volgens de peilingen heeft Kerry het debat met Bush gewonnen’.
Ga eens na welke ‘gewoonteuitdrukking’ in jouw taalgebruik binnengeslopen is?