‘Hij maakte een zweep van touw en dreef allen uit de tempel…’ (Joh. 2:15)
Er zijn mensen, die zich een voorstelling van Jezus Christus gemaakt hebben, als een wat goedige figuur. Ze zien het geloof in Hem als haarlemmerolie voor mensen die kampen met depressies, met eenzaamheid, onzelfstandigheid en noem maar op. Dat is dan wel een vertekend beeld. Want Jezus Christus weet – om het in onze taal te zeggen – heus wel van optreden. Dat lezen we in het evangelie van Johannes, hoofdstuk 2. Eerst is daar het aansprekende tafereel van Jezus op de bruiloft te Kana, waar Hij de bruidegom uit de problemen helpt, maar dan vertelt de schrijver wat er in de tempel gebeurd is op het paschafeest van de Joden. Daar en toen heeft de rabbi uit Nazareth, zoals Hij genoemd werd, de sjageraars die het om de centen van anderen te doen was, van het tempelplein geranseld.
De tempel was eertijds door Salomo gebouwd als een plaats waar het volk Israël God zou komen eren. Daar werden de offers gebracht de heenwezen naar het volmaakte offer voor onze zonden, namelijk het offer dat Jezus Christus zelf zou brengen door zich over te geven in de dood op het kruis. Daar zou Hij voor onze zonden sterven opdat ieder die in Hem gelooft, met God verzoend en voor eeuwig gered zou worden.
Om offers te kunnen brengen moesten Joden die zelf geen vee hadden of die ver van de tempel woonden, zich in Jeruzalem een lam of ander offerdier aanschaffen. Sjaggeraars zagen daar een mooi stuk brood in. Geldwisselaars verdienden er ook een dikke boterham aan. In plaats van een ingang tot het huis van eredienst, werd het tempelplein zo een markt waar geld te verdienen viel. Welnu, Jezus Christus laat zien, dat God echtheid in het hart wil. Godsdienst en winstbejag staan in de wereld, vaak op goede voet met elkaar, maar God denkt daar anders over. Alle winstbejag is uit de boze. Vlijmscherp klinken de woorden van Jezus Christus over het tempelplein: ‘Maak het huis van mijn Vader niet tot een verkoophuis’.
De godsdienstige leiders van het volk zien wat er plaats vindt en ze ergeren zich aan het optreden van Jezus. Wat verbeeldt die rabbie zich wel. Zij zijn toch verantwoordelijk voor wat op het tempelplein gebeurt. Ze vragen aan Jezus met welk gezag Hij optreedt. Laat Hij eens een teken doen om te bewijzen dat Hij gezag heeft om zo op te treden. Jezus Christus spreekt daarop de geheimenisvolle woorden uit. ‘Breek deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen’. De Joodse leiders antwoorden honend: ‘Zesenveertig jaar is over deze tempel gebouwd en Gij zult hem binnen drie dagen doen herrijzen? Ze hadden niet door, dat de Heere Jezus sprak over Zijn lichaam dat een tempel voor God was. Hij was God geopenbaard in het vlees. De Joden zouden Hem doden, maar op de derde dag zou Hij als de grote Overwinnaar opstaan uit de dood. De leiders wendden zich af, ze moesten deze Christus niet.
Deze gebeurtenis, die we ‘de tempelreiniging’ noemen, laat zien, dat Jezus Christus met kracht kan optreden om orde op zaken te stellen. Hij is niet alleen de Redder voor verloren zondaars. Hij is ook de Rechter, die eenmaal orde op zaken zal stellen en allen die zich niet aan God en Zijn heiligheid storen, zal oordelen.
De volgelingen van Jezus herinnerden zich de hierboven vermelde uitspraak toen hun Meester uit de doden was opgewekt en ze geloofden ‘de Schrift en het woord, dat Jezus gesproken had’. Doen wij dat ook?!