Op een bepaald moment reisde Jezus Christus van Judea in het zuiden van het land Israël, naar Galilea dat in het noorden van Israël ligt. Tussen die twee streken in lag het gebied Samaria. Veel Joden wilden beslist niet door het gebied van de Samaritanen reizen, ze gingen dan nog liever via de oostelijke Jordaanoever, al was dat een stuk om. Jezus Christus voelde zich echter gedrongen via Samaria te gaan. Hij verachtte de Samaritanen niet. Zo kwam Hij bij Sichar, waar Hij bij een bron buiten het stadje bleef zitten, terwijl zijn discipelen brood gingen kopen.
Hij kreeg daar een gesprek met een vrouw die water kwam putten. Hij vroeg haar namelijk voor Hem wat water te putten. Dat verbaasde deze vrouw, want Joden zouden niet gauw met een Samaritaan een gesprek beginnen, laat staan met een Samaritaanse vrouw. Met deze vraag bereikt de Heere Jezus echter haar hart. Het ijs breekt. Dan zegt Hij haar dat als ze eens wist wie Hij was en wat God haar wilde geven, dat zij Hem dan om water gevraagd zou hebben. En dat Hij haar dan ‘levend water’ gegeven zou hebben.
De vrouw vat deze woorden ‘levend water’ op als water uit een bron die altijd vloeit en niet uit een put. Maar hoe zou die Joodse man haar water kunnen geven? Uit de put toch zeker niet. Hij had immers niet eens een putemmer…
Jezus Christus zegt haar dan dat het water dat Hij geeft, heel bijzonder water is. Als je het drinkt krijg je nooit meer dorst. De vrouw heeft nog steeds niet door, dat die Joodse Rabbi het niet over letterlijk water heeft. Ze vraag Hem om haar dat bijzondere water te geven. Het lijkt haar best mooi toe dat ze nooit meer met water hoeft te sjouwen.
Als zo haar belangstelling is gewekt en haar hart is geraakt, komt er en vraag die haar geweten moet treffen: ‘Ga heen, roep uw man en kom hier’. De vrouw geeft als antwoord: “ik heb geen man’. En dan komt er een reactie van de Rabbi die haar perplex doet staan: ‘Dat klopt’, zegt Hij ‘want u hebt vijf mannen gehad en de man waar u nu mee samenwoont is uw man niet’.
Deze Jood blijkt dus alles van haar te weten, van heel haar zondige leven! Ze kan niet anders dan uitroepen: ‘Ik zie dat u een profeet bent’.
Daarna ontspint zich een gesprek over de plaats waar je God moet aanbidden en Jezus Christus maakt haar duidelijk dat die aanbidding niet gebonden is aan een of andere heilige plaats maar dat je overal God kunt aanbidden als je Hem hebt leren kennen en het echt uit je hart komt. Hij noemt dat ‘aanbidden in geest en in waarheid’. Het blijkt dat de vrouw wel iets weet van het feit dat e Christus, de Verlosser, in deze wereld zou komen. Dan vertelt de Joodse rabbi haar, dat Hij die Christus is. De vrouw gelooft Hem direct en ze loopt terug naar de stad en vertelt daar wat ze meegemaakt heeft. Het gevolg is dat een hele menigte naar Jezus Christus toekomt en nadat ze zijn prediking gehoord hebben, kunnen ze niet anders dan erkennen: ‘Dit is werkelijk de Heiland (Redder) van de wereld’.
De ervaring van deze vrouw is niet uniek. In de loop van de eeuwen zijn velen door de woorden van Jezus Christus (die we in de Bijbel vinden) eerst in het hart en daarna in het geweten geraakt en ze zijn gaan geloven in Hem als de Redder die de straf over hun zonden wilde dragen en hen met God wilde verzoenen.