Boven deze illustratie heeft Ironside de tekst vermeld:
“Verkeerde omgang bederft goede zeden” (1 Ko 15:33)
Hij verhaalt dan dat een paar jongens een nestje met kneu’s in het bos vonden. De jongen waren zowat volwassen, het gelukte hen ze te grijpen en mee naar huis te nemen. Ze maakten twee kooitjes van hout en hingen de jonge vogels ter weerszijden van de kanarie in diens mooie kooi.
Ze vertelden aan hun moeder dat ze hoopten dat de beide kneu’s de kanarie zouden gaan nadoen en op den duur mooi zouden gaan zingen.
De moeder glimlachte wat en had er een zwaar hoofd in, maar ze liet de jongens begaan.
De volgende dag kwamen de jongens de kamer binnen en toen riepen ze verbaasd: “Moeder kom eens, de kanarie tjilpt nu net zo als de kneus”. Dat was ook zo. De wilde vogels moesten bij de kanarie worden weggehaald en die kreeg een doek over zijn kooi . Na verloop van tijd begon de kanarie pas weer te zingen zoals hij vroeger altijd deed.
De les ligt voor de hand. Als christenen met de wereld omgaan dan nemen de ongelovigen niet de gewoonten van de christenen over, maar nemen omgekeerd de christenen de taal en de manieren van de wereldse mensen over.
Ironside bedoelde hiermee niet te zeggen dat christenen geen kontakt met mensen in de wereld mogen hebben en over hun geloof mogen getuigen. Hij bedoelt dat als christenen in de wereld gaan leven ze door het gedrag van de “wereldlingen” worden beïnvloed in plaats van andersom.