Het gebeurde tijdens een zomerconferentie in Alphen. De zaal was tot achteraan toe bezet. De banken stonden in de bekende opstelling: vooraan in de lengterichting van het lokaal twee groepen banken waar zondags de broeders zaten en naar de ingang toe twee groepen banken in de breedterichting ter weerszijden van een gangpad met links en rechts ook nog looppaden langs de muren. De broeders die het meest aan de bespreking deelnamen zaten vooraan om de tafel.
Onder hen o.a. br. J.N. Voorhoeve die zo’n beetje ‘de eerste onder zijns gelijken’ was en aan de bespreking stuur gaf. De deelname was echter (gelukkig!) niet tot de ‘vooraanzittende’ broeders beperkt. Terwijl dan deze, dan die een opmerking plaatste klonk er achteruit de zaal de stem van een broeder die een vraag wilde stellen. Zijn hoofd stak even boven de banken uit en zijn vraag was vooraan niet goed verstaanbaar. Br. Voorhoeve riep dan ook naar achteren: ‘ Broeder, wilt u gaan staan’.
Daarop klonk achteruit de zaal de verzekering: ‘Maar, ik sta al’. Een luid gelach klonk op, waar de broeder heel wel mee kon instemmen. Terwille van de privacy zal ik zijn naam niet noemen, maar hij was destijds de kleinste broeder ‘in ons midden’. Echt waar, ik zie het nog voor me!!
Zo goed heb ik het toch niet gezien want een broeder corrigeerde mijn verslag en zei dat het in Winschoten plaatsvond. Ook was het niet broeder Voorhoeve die de spreker vroeg om te gaan staan, maar een van de broeders vooraan.