Bij besprekingen op conferenties konden zich wel eens gevallen voordoen waarbij je je gespannen afvroeg hoe bepaalde opmerkingen opgevat zouden worden. Per slot van rekening zat je met vogels van verschillende ‘karakterpluimage’ bij elkaar. Er waren broeders die zich soms grof uitdrukten en ongezouten kritiek op de bespreking gaven.
Er waren er ook die zo behoedzaam hun mening ventileerden dat niemand begreep wat ze nu eigenlijk bedoelden. Een voorval dat jaren geleden plaatsvond in de zomerconferentie in Alphen zal verduidelijken wat ik bedoel. Over welk onderwerp het ging weet ik niet meer, maar het betrof een theoretische kwestie. Naar ik meen begon het met een opmerking van br. H.L. Heijkoop. Andere broeders speelden daarop in, maar veel duidelijker werd het niet. Br. Heijkoop gaf aan dat het een moeilijk punt was en probeerde in een vrij lang betoog de zaak te verduidelijken, maar dat lukte ook niet erg.
Daarop stond midden in de zaal een broeder op die met onvervalst Zuid-Hollands accent zoiets opmerkte als: ‘Br. Heijkoop zegt wel dat het een moeilijke zaak is, maar hij staat er een half uur over de kletsen terwijl hij het ook niet snapt’. Er viel even een stilte en we vroegen ons af hoe br. Heijkoop hierop zou reageren. Hij kon namelijk nog wel eens bits zijn. Gelukkig kende hij deze ‘pappenheimer’ en hij wist op een tactische manier de discussie af te breken. Onze gekromde tenen konden zich gelukkig weer strekken.