Nog een artikeltje over br. Strikling in Amersfoort. Op een keer bezocht mijn broer deze karakteristieke broeder toen deze op hoge leeftijd was gekomen. Op tafel lag een bijbel die opengeslagen was bij 1Tm 2. Zonder veel omwegen vroeg de oude man aan mijn broer of die wel wist dat er een mens in de hemel was. Het antwoord wachtte hij niet af, maar hij wees op 1Tm 2: 5 en las hardop: ‘Want er is één God en één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus’.
Met stralende ogen vervolgde hij: ‘Er is dus een mens in de hemel en daarom kunnen er meer mensen in de hemel komen’. Het was voor hem een zekerheid dat hij tot die mensen behoorde.
Later kwam mijn broer in Sneek te wonen en daar belde een keer een jongeman aan met een Wachttoren in zijn hand. Omdat het mogelijk een verleide en geen verleider was zei mijn broer dat hij wel met hem wilde praten, maar dat hij het gesprek zou afkappen als deze Jehovah’s-getuige niet zou buigen voor een duidelijke uitspraak van de Bijbel. De jongeman ging op dat voorstel in en mijn broer bracht het gesprek op de lichamelijke opstanding van de Heer Jezus en wees op een paar teksten uit de evangeliën.
De Jehovah’s-getuige aanvaardde dat niet en zei dat Jezus Christus bij zijn opstanding een geestelijk lichaam had aangenomen en als geest was opgevaren naar de hemel. Wel, zei mijn broer dan lees ik u een tekst uit de Bijbel voor die duidelijk het tegendeel aangeeft en hij sloeg 1Tm 2: 5 op en liet de jongeman dat vers lezen met de woorden: ‘Aanvaard u dit, ja of nee’. De bezoeker probeerde de kracht van dat vers en van de getuigenissen uit de evangeliën te ‘ontkrachten’ door de term ‘materialisatie’ te laten vallen. Na zijn opstanding zou Jezus bij zijn verschijning aan de discipelen alleen tijdelijk een lichaam hebben aangenomen.
Mijn broer opperde: ‘Dus u aanvaardt niet, dat Jezus als mens in de hemel is als Middelaar tussen God en mensen zoals Paulus dat hier duidelijk stelt. Meneer dan is hiermee ons gesprek teneinde’ en hij deed de deur open om de man uit te laten. Onder protest stapte onze Jehovah’s-getuige naar buiten en daar maakte hij een gebaar als schudde hij het stof van zijn voeten. Daarop merkte mijn broer heel ad rem op: ‘Meneer dat gebaar is wederzijds’.
Onwillekeurig dacht mijn broer terug aan het onderhoud dat hij jaren daarvoor met br. Strikling had gehad.
Tot slot nog iets moois van deze broeder toen hij zo’n tachtig jaar oud was. In die tijd was dat een hoge leeftijd. Als we naar de vergadering gingen dan troffen we hem vaak aan terwijl hij naar het lokaal liep dat in dezelfde straat lag als waar hij in woonde.
Lopen kon je het echter niet noemen. Zijn benen waren stram en stijf en voetje voor voetje schuifelde hij naar het lokaal, want thuisblijven was er niet bij! Ik zie dat nog voor me en door dat voorbeeld spreekt onze broeder nog steeds voor mij, hoewel hij allang bij de Heer is.