In mijn vorige e-mail heb ik het gehad over een verspreking van me. Nu was dat niet de enige waaraan ik me bezondigd heb. Hier volgt een tweede. Als ik me goed herinner gebeurde het tijdens een regionale of landelijke samenkomst in Amsterdam. Als voorbeeld wilde ik Daniël aanvoeren, naar ik meen wat betreft zijn trouw om de Heer te blijven aanbidden zoals hij dat gewend was en dat ondanks de aangekondigde straf: geworpen te worden in de leeuwenkuil.
In het vuur van mijn toespraak had ik het echter niet over de leeuwenkuil, maar over de dierentuin. Een daverend gelach weerklonk en ik had nog niet eens goed in de gaten wat ik fout zei of iemand uit de zaal verbeterde direct al en riep: ‘de leeuwenkuil’. Had ik me nu maar wat rust gegund en de correctie tot me laten doordringen, maar dat deed ik niet.
Pal erover heen zei ik: ‘Pardon, ik bedoel Daniël in de leeuwentuin’. Daar maakte ik het natuurlijk niet beter mee. Het gelach werd alleen luider en van verschillende kanten klonk de correctie: ‘Nee, leeuwenKUIL’. Toen dit zo nadrukkelijk gezegd werd drong het tot me door en kon ik mezelf goed verbeteren, maar het duurde wel even voor ik de aandacht van de luisteraars weer had..
Ik laat er nog eentje volgen van een predikant in Rotterdam, die gesproken had over de arme Lazarus aan de poort van de rijke man. De tegenstelling tussen die twee en hun uiteindelijk lot had hij goed belicht en hij eindigde zijn toespraak met de woorden; ‘Beste mensen, mochten we allemaal Lazarus wezen.
Dat in Rotterdam waar de uitdrukking ‘Lazarus wezen’ vaak gebruikt werd om aan te geven dat iemand dronken was. Een dronken kerel ligt immers vaak ook als een armoedzaaier op de grond net als Lazarus bij de deur van de rijke man. Tussen twee haakjes: iemand het lazarus toewensen is een platte uitdrukking niet om hem dronkenschap, maar als het ware melaatsheid toe te wensen.