004 De islam in vogelvlucht

(1) Begripsomschrijving

(a) Definitie

De Islam (= onderwerping, overgave) is een monotheïstische godsdienst. Ontstaan in het begin van de zevende eeuw in Arabië. Met een wereldlijk heiligdom: de Ka’ba (= kubus) te Mekka, waarin zich een zwarte steen van ca. 25 cm hoog bevindt in de noordoostelijke muur.
Het is een godsdienst waarvan het wezen gekenmerkt wordt door wetten en regels. Deze omvatten ook het maatschappelijk leven. Er is geen scheiding tussen geloofsgemeenschap en staat.

(b) Achtergrond

In het heidense Arabië werden 360 afgoden vereerd: Allah de oppergod en schepper; zijn dochters al-Lat, al-‘Uzza, Manat; de maangod Hubal en vele andere daarbij. Ook vereerde men geesten die konden huizen in bomen, bronnen, stenen, zandhopen, grotten, etc. Respect of meer nog angst had men voor de djinn, dat zijn wezens die geen engelen en geen mensen waren en meestal een kwade invloed uitoefenden. Mekka en nog enkele andere plaatsen hadden een soort tempel. De bron Zam-zam werd als heilig vereerd.
Het godsdienstig leven betekende niet veel, het peil van het zedelijk leven, van de moreel was laag. Meisjesbabies werden vaak gedood, soms zelfs levend begraven. Barbaarse stammentwisten waren er aan de orde van de dag.

(c) Stichter

De stichter van de Islam is Mohammed, geboren. ca. 570. te Mekka uit een veramde tak van de aanzienlijke stam van de Kuraisj, bewaarders van de Ka’ba. Mohammed werd vroeg wees. Hij werd eerst opgevoed door zijn grootvader, daarna door een oom. Als jongen ging hij mee op karavaanreizen. waardoor hij in contact kwam met Joden en Christenen. Hij kwam vervolgens In dienst van de rijke weduwe Chadidja. Zij vraagt hem haar te huwen (595). Zij is 15 j ouder maar toch vormt het paar een goed Goed huwelijk waaruit vier dochters en twee zoons worden geboren De twee zoons sterven op jonge leeftijd.
Mohammeds bijnaam was ‘de betrouwbare’. Hij stak gunstig af bij zijn tijdgenoten. Na de dood van Chadidja (620) is hij zijn steupunt kwijt. Ken merkend is dat hij na haar dood vele vrouwen huwt en ook nog bijvrouwen neemt.

Van aard is Mohammed een beschouwelijk type. hij houdt zich bezig met godsdienstige problemen, daarbij verfoeit hij de afgoderij. Hij overweegt dat Allah tot Joden Mozes heeft gezonden als de grote profeet, tot de Christenen heeft Allah Jezus gezonden, en hij vraagt zich af wanneer Allah een profeet zal zenden tot de Arabieren?
Hij trekt zich zich vaak terug in een grot in de berg Hira. Daar krijgt hij naar zijn zeggen zijn eerste visioen en wel in 611 waarin hij als p[rofeet geroepen werd.
Hij vindt gehoor bij Chadidja en enkele bekenden. Maar in Mekka gelooft men niet in zijn roeping. Hij krijgt echter wel ingang bij een aantal pelgrims uit Jathrib. Hij gaat naar die stad, die voortaan Medina (=stad v.d. profeet) genoemd wordt. Sommigen vatten dit op als een vlucht van Mohammed maar hij ziet het als ‘hidsjrah’ wat afsnijding betekent, afsnijding van Mekka. Het jaar 622 wordt jaar 1 van Mohammedaanse jaartelling, die met maanjaren rekent.

Boodschap

De iman of geloofsleer omvat:
-Geloof in Allah als de enige God, Schepper,Onderhouder, Regeerder;
-Geloof in engelen als instrumenten van Allah’s wil;
-Geloof in de vier geïnspireerde boeken: De Taurah (Torah) van Müsa (Mozes); de Zabur (Psalmen) van Dawüd; het Indjil (evangelie) van ‘Isa, de arabische naam voor Jezus;
-Geloof in 28 profeten waarvan Mohammed ‘het zegel’ is;
-Geloof in voorbeschikking (die verantwoordelijkheid van mens niet uitsluit);
-Geloof in het hiernamaals dat ‘het latere leven’ genoemd wordt in tegenstelling na dit leven dat aangeduid wordt als ‘het nabije leven’. Dit nabije leven wordt afgesloten door de laatste dag, de dag van opstanding en oordeel. Op die dag volgt hetverblijf in de Gaarde ( het Paradijs) of in de Djahannam (de Hel)

De verplichtingen (de vijf zuilen van de Islam)

De Islam kent vijf verplichtingen die ook wel de zuilen van de Islam worden genoemnd. Het zijn:
-het uitspreken en handhaven van de belijdenis: ‘Er is geen God dan Allah en Mohammed is zijn gezondene’,
-het verrichten van de ‘salat’, dat is hetverplichte gebed dat vijfmaal daags verricht moet worden met gezicht naar Mekka gericht,
-het geven van de ‘zakat’, een soort kerkelijke belasting waarvan de opbrengst dient tot ondersteuning van de armen,
-het vasten in de maand Ramadan, gedurende die periode van de dag dat je een zwarte van een witte draad kunt onderscheiden(zo was althans de ‘officiële’ uitdrukking,
-zo mogelijk eens in je leven een pelgrimstocht (de hadjdj) naar Mekka maken en het daar verrichten van de voorgeschreven ceremoniën,
-sommigen beschouwen als zesde zuil de jihad (=poging, worsteling).

Vogens moslim begrippen is de wereld verdeeld in dar al-Islam (= Huis van de vrede) waar de Islam gehandhaafd wordt en dar al-Harb (=Huis van de oorlog). Tussen deze beide bestaat een staat van oorlog. De bedoeling is dat het huis van de vrede op de hele wereld gevestigd wordt. De jihad is bedoeld om dat te bewerken.

Enkele andere voorschriften die de Islamiet behoort na te komen zijn het opvolgen van de voorschriften van de Koran betreffende verboden en geboden (b.v. geen varkensvlees eten, geen vlees van het gewurgde, geen alcohol, het dragen van iets als een sluier).

Moslim wordt men niet door enig ritueel, maar door het uitspreken van de geloofsbelijdenis daarna heb je de plicht je te houden aan de rechte leiding als een overgegevene. Moslim betekent ook ‘overgegevene’.

Ontwikkeling

Persoonlijk: de man van Chadidja wordt -zoals al aangegeven -de bezitter van een harem. De profeet van Mekka wordt de strijder van Medina. Plundert Mekkaanse karavanen, veldslagen met de Mekkanen, wraakacties tegen Joodse gemeenschappen in Medina. In 630 geeft Mekka zich over, Ka’ba gereinigd van de afgoderij, 632 hadjdj van het afscheid, sterfjaar van de profeet.

Geen opvolger aangewezen; scheuring tussen:
-sunnieten (90% van de umma=moslimgemeenschap) kiezen voor de meest geschikte opvolger, Kalief(=opvolger) genoemd
-sji’ieten (10%) kiezenvoor iemand uit de familie van Mohammed, Imams (=leiders) genoemd. Deze verdeeld in vele secten.o.a. de ’twaalvers’. Twaalfde imam niet gestorven, komt eenmaal terug als verlosser. Aan zijn terugkeer moet inkeer door uitleggers bewerkt voorafgaan. Onder deze zijn de ayatollah’s (= teken van God) het belangrijkst.

Heilige boeken

Mohammed reciteerde wat Allah hem openbaarde. Zijn uitspraken heten ‘ku’ran’ (= oplezing of reciet). Elke oplezing noemde hij ajat (=teken). Na zijn dood zijn al zijn uitspraken (mondeling of schriftelijk bekend) bijeengebracht in een boek dat wij kennen als de Koran.
Ook zijn verzameld alle uitspraken en gewoonten van de profeet. Deze ‘sunna’s (= gewoonte) vormen de Hadïth (= verhaal, c.q. traditie). Verzameld in ‘de zes boeken’.
Voor rechtsgeldende uitspraken in gevallen waarin Koran en Hadïth niet voorzien leidt men door analogie regels, Qiyas, af.
Komt men er dan nog niet uit dan baseert men zich op de Ijma het algemeen gevoelen van de moslimtheologen uit het verleden.

De Koran bestaat uit 114 hoofdstukken of sura’s die in volgorde van lengte staan opgetekend, de langste vooraan (behalve de eerste, waarmee men ieder ‘plichtgebed’ moet openen). Elke sura bestaat uit verzen of ajats de langste telt er 286, de kortste 3.

(2) Wat zegt de Bijbel erover?

Gods spreken in de Zoon is het sluitstuk, het hoogtepunt van Zijn openbaring en openbaringswijze (Hebr. 1:1-3). Paulus heeft het woord Gods voleindigd (Kol. 1:25). Een hogere openbaring is er niet.

Mohammed ging er van uit dat wat hij bracht hetzelfde was als wat in de Schriften van joden en Christenen stond. Toen de Joden hem tegenspraken beschuldigde hij hen van valse uitleg. Latere moslims beschuldigen Joden en Christenen van Schriftvervalsing.

-Islam is monotheïstisch, maar godsbeeld niet dat van de Bijbel. Allah is in wezen onkenbaar. Allah is barmhartig en vergevend, maar dat behoort niet tot zijn wezen. Volgens de Schrift is God kenbaar naar zijn wezen, niet naar zijn omhulling. In Islam geen ‘Allah is liefde’. Allah bemint alleen hen die hem dienen. Maar geen persoonlijke relatie. Geen God, de Vader want Allah heeft geen kinderen (Mohammed ziet verhouding vader -kinderen alleen biologisch), keert zich fel tegen Drieëenheid. Meent dat Maria een van de drie is.

-Jezus Christus: geen preëxistentie, niet de Zoon van God. Wel door Geest verwekt bij maagd Maria. Wonderen verricht. Niet gekruisigd! Niet opgestaan. Van verzoeningswerk niets

-Heilige Geest: zeer vaag. Mogelijk vereenzelvigd met Gabriël

-Heilsboodschap: Geloof in Allah en zijn profeet, verder afhankelijk van de werken. Goede daden verzoenen de slechte. Afgewogen in ‘de ure’, de oordeelsdag. Geen besef van totaal verdorven aard van de mens. Zondeval is slechts misstap die door rechte leiding gecoorrigeerd moet worden.

-Praktische geloofsleer: In vergelijking met het heidense Arabië een vooruitgang, gemeten naar christelijke norm een afgang. Want a) polygamie toegestaan, b) verstoting om iedere oorzaak, c) geen liefdegebod, d) gebruik van zwaard als verdediging, als wraak, voor onderwerping van heidense Arabieren niet geschuwd. Geen bekering met zwaard op de keel: Joden en Christenen schatplichtig gemaakt, moslimheerschappij erkennen.

-Geen ‘historische’ godsdienst. In de Bijbel gaat God met de geschiedenis mee, om zo te zeggen, de Koran bevat wel verschillende historische noties, maar die dienen alleen als versterking van de boodschap.
Mohammed wijkt weg achter de Koran, in de Bijbel gaat het juist om Jezus Christus: ‘Deze zijn het die van Mij getuigen’.

-Zinnelijke tekening van de genoegens in de Gaarde (grootogige gezellinnen met geronde boezem) en de kwellingen in de hel (huid die vernieuwd wordt om eeuwige pijniging mogelijk te maken).

-Bronnen voor de Koran: Oude testament, Joodse commentaren, Nieuwe Testament, N.T. Apocriefen, Arabisch heidense overlevering, Fantasie
Bij verwerking spelen een rol: a. onkunde (verwart Maria met Mirjam; plaatst Haman bij Farao in Egypte, enz.) , b. ‘wishful’ profeteren (laat Allah toestaan dat hij Zainab de vrouw van zijn pleegzoon huwt, verandert de gebedsrichting, laat Allah eerst toestaan al-Lat c.s. aan te roepen en trekt dat weer in metde mededeling dat de duivel hem parten speelde-de zog. duivelsverzen) c. welbewuste verandering (past gegevens aan bij zijn boodschap, bv. laat Abraham oproepen tot de salat en de zakat)

(3) Overige informatie

J.H. Kramers, De Koran (vertaling in Nederlands) Amsterdam/Brussel 1956
D.S.Attema, De Koran (bespreking v.d. Koran), Kampen 1979
M.C. Capelle, Moslems als buren, Goes 1977
H.J.Takken, Evangelie en Moslims, Goudriaan, 1985
Arabische Wereldzending, Hoe benader ik Moslims?, Emmeloord 1988
Elishua Davidson, Wie is God, tempel of moskee, Breda 1987
W. Miller, Het antwoord van een christen aan de islam, Amsterdam 1980
J.G.Fijnvandraat, Ka’ba of Kruis, Vaassen 1990

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies