Jakobus – Goede werken
Doel en grondslag
Er bestaat een groot gevaar, dat wij de “goede werken”, als een Rooms en onbijbels begrip, zonder betekenis achten. Als reactie op de Rooms-Katholieke “goede werken-theorie” heeft het zgn. Protestantisme heel vaak met het badwater ook het kind over boord gegooid.
Het is bekend, dat Luther de brief van Jakobus, waarin de rechtvaardiging op grond van werken wordt geleerd, een strooien brief noemde. Velen vinden dat deze brief in lijnrechte tegenspraak is met Paulus’ brief aan de Romeinen. Dat is niet zo. Vooral in onze tijd van theoretisch christendom, is het noodzakelijk Gods Woord op dit punt te onderzoeken en ons ernstig af te vragen, of wij, wat onze “ijver in goede werken” betreft, niet steeds te kort schieten.
In zijn brief aan de Romeinen ontvouwt de apostel de leer des heils, d.w.z. hij geeft aan langs welke weg de mens gerechtvaardigd kan worden voor God. De apostel gebruikt Abraham als voorbeeld, om aan te tonen, dat de mens gerechtvaardigd wordt zonder wet en zonder werken der wet, alleen op grond van zijn geloof (Rom. 3 :28, Rom. 4).
Jakobus schrijft in zijn brief over het praktisch christendom en toont met hetzelfde voorbeeld aan, dat geloof zonder werken dood is. Hij heeft het echter niet over werken der wet, maar werken des geloofs. Dat zijn twee geheel verschillende dingen!
We kunnen de twee uitgangspunten als volgt samenvatten: Paulus schrijft:
werken der wet rechtvaardigen de mens niet. Men moet geloof hebben.
Jakobus leert:
Geloof moet blijken uit de daaruit voortvloeiende werken.
Werken der wet kunnen voorafgaan aan geloof en hebben tot doel op grond van deze werken gerechtvaardigd te worden. Niemand zal echter langs deze weg ooit dit doel bereiken.
“Goede werken” of “werken des geloofs” volgen op het geloof en hebben de rechtvaardiging tot oorsprong.
Werken der wet kan men verrichten met het doel om behouden te worden.
Werken des geloofs worden verricht, omdat men behouden is !.’
Door God tevoren bereid
Een prachtig voorbeeld van iemand, die op het geloof goede werken liet volgen, vinden we in Tabitha of Dorkas, te Joppe. In Hand. 9 : 36 lezen we, dat zij was “,vol goede werken”. Na haar eerste overlijden, zijn de resultaten daarvan nog aanwezig, de weduwen toonden de rokken en klederen, die door Dorkas waren gemaakt. Zij voldeed volkomen aan de eis, die de apostel Paulus aan de vrouw stelt. Zij versierde zich door goede werken (1 Tim. 2 : 10). Geve God, dat wij aan haar een voorbeeld mogen nemen, opdat wij ons, zoals tot Titus wordt gezegd, in alles betonen een voorbeeld van goede werken (Titus 2 : 7). Het doel van onze bekering is o.a. dat wij hier op aarde God dienen door goede werken te verrichten. Vóór onze bekering konden wij onmogelijk goede werken doen.
De gelovige echter is “geschapen in Christus jezus tot goede werken” (Efeze 2 : 10). We behoeven ook niet tevergeefs te zoeken waar en hoe we die werken kunnen verrichten, want ze staan als het ware op ons te wachten. Er volgt nl. in hetzelfde vers: “die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen”. God heeft ze bereid, wij moeten er echter in wandelen. Het gaat niet vanzelf. Enerzijds kunnen we ons nooit in deze werken beroemen, want God heeft ze bereid, anderzijds hebben we onze verantwoordelijkheid om ijverig te zijn in goede werken (Titus 2 : 14).
Zelfs, nog tweemaal dringt de apostel in de brief aan Titus er op aan, dat zij die God geloven, zorg dragen om “goede werken voor te staan” (Titus 3 : 8 en 14).
Nemen we deze schriftplaatsen ter harte? We kunnen zoveel doen voor de Heer. We kunnen en mogen het evangelie brengen, ’t zij door te spreken in het openbaar, of door traktaatverspreiding. We kunnen van wat God ons aan aardse bezittingen heeft toevertrouwd, afzonderen voor zijn dienst. Er is echter meer.
Ook in maatschappelijk opzicht
Vaak als we tot de overtuiging gekomen zijn, dat we goede werken hebben voor te staan, beperken we dit tot evangeliseren in de een of andere vorm. We noemen dat dan: een geestelijk goed werk. Maar ook op maatschappelijk gebied is er zoveel te doen. Wanneer de gelovigen dit meer bedachten, zouden er waarschijnlijk niet zoveel maatschappelijke misstanden bestaan. Onze praktische “goede werken” in betrekkelijk kleine dingen kunnen van zo grote invloed zijn op ons getuigenis als gelovigen. Een klein voorbeeld:
Een evangelist zat in een volle coupé, waarin enige oudere dames stonden. Niemand bood haar een plaats aan. Bijna bij het eindpunt gekomen, stond de evangelist op om traktaten uit te delen. Eén van de dames weigerde een traktaat aan te nemen en wees de nog jonge man er op, dat hij beter zijn plaats had kunnen aanbieden. Door het bewijzen van barmhartigheid en hulpverlening, dáár waar stoffelijke nood was, is menig hart bereidwillig geworden om te luisteren naar de evangelieboodschap.
Als we in het maatschappelijk leven voorbeelden zijn van goede werken, zullen we ons in het bizonder kunnen wijden aan de “geestelijk” goede werken.
We moeten daarbij wel bedenken, dat verbindingen met dingen die niet goed zijn, ons tot zulk werk ongeschikt maken.
De apostel Paulus vermaant Timotheüs zich te reinigen van de vaten tot oneer in het grote huis. Ook nu zijn er in de belijdende christenheid vele vaten tot oneer. Willen wij een vat zijn tot eer, bekwaam tot gebruik van de Meester, tot alle goed werk toebereid (2 Tim. 2 : 2 l), dan moeten we ons van zulke vaten, zulke mensen, reinigen, afzonderen. Wellicht worden we door de massa niet begrepen, misschien dat we als enkeling staan ook in het werk des Heren, maar dat is niet erg. We zijn zo tot alle goed werk toebereid, dat is het voornaamste!
We zullen dan “wandelen de Heer waardig… in alle goed werk vrucht dragende” (Kol. 1 : 10).
De mensen zullen dan onze goede werken zien en onze Vader, die in de hemelen is, verheerlijken (Matth. 5 : 16).