Mattheüs 22:1 – De gelijkenis van de bruiloft
In het vorige nummer hebben we iets gezegd over de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard, in Mattheüs 20 : 1-16. Deze gelijkenis was een illustratie van de woorden: “Velen zijn geroepenen, maar weinigen uitverkorenen” en “Vele eersten zullen de laatsten zijn, en laatsten de eersten”.
Aan het slot van de gelijkenis van de koning, die een bruiloft voor Zijn zoon bereidde, die is vermeld in Matth. 22 : 1-14 lezen we opnieuw de woorden: “Velen zijn geroepenen, maar weinigen uitverkorenen”. Als we de draagwijdte van deze uitdrukking in dit gedeelte willen kennen, zullen we de betekenis van de gelijkenis moeten verstaan.
De uitnodiging afgewezen
Het is noodzakelijk er op te letten, dat de Heer begint met te zeggen: “Het koninkrijk der hemelen is gelijk geworden aan”. In eerste instantie was het koninkrijk voor Israël bestemd. De koning, in de persoon van de Heer Jezus, was tot hen gekomen, om zijn rijk te aanvaarden. Maar de leiders van het volk hadden gezegd: Wij willen niet, dat deze koning over ons wordt.
Het heil van God was dus in de eerste plaats toegedacht aan de kinderen Israëls. Zij werden genodigd tot de bruiloft. Vlak voordat de bruiloft zou plaats vinden, werden de van tevoren genodigden geroepen om op het feest te komen. De twaalf apostelen en ook de zeventig discipelen waren Gods gezanten, zijn slaven, om de gasten te roepen. Het eenvoudige, maar zo ernstige commentaar is: “zij wilden niet komen”. In Mattheüs 23 :37 uit de Heer Jezus dezelfde klacht: “gij hebt niet gewild”.
Na de eerste weigering van de genodigden gaf de koning het nog niet op. Andere slaven werden uitgezonden, die op dringende wijze de genodigden moesten bewegen te komen. Aan hun uitnodiging konden zij toevoegen: “Alle dingen zijn gereed”. Ja, zo was het na het sterven van de Heer aan het kruis en na zijn opstanding. God kon in genade handelen met zijn volk, op grond van het werk der verlossing. Zelfs nadat zij hun Messias gekruisigd hadden. Met grote klem hebben de apostelen en vele anderen het Joodse volk uitgenodigd het heil te aanvaarden. De tijden der verkwikking stonden voor de deur (Hand. 3 : 19). Maar de reactie was bijna even erg als de eerste keer. De uitnodiging werd afgewezen en de dienstknechten van God werden mishandeld. Toen moest Gods toorn over het volk komen. Hij gebruikte de Romeinse legers om Jeruzalem te verwoesten. Het volk werd voor het grootste gedeelte gedood of weggevoerd door de Romeinse generaal Titus. Groot is Gods lankmoedigheid geweest met de Joden. Het oordeel kwam eerst in het jaar zeventig. Jaren lang is Gods uitnodigende boodschap gepredikt tot de joden. De zendingsreizen van Paulus en vooral het voorval dat beschreven wordt in Hand. 28 :28, bewijzen dit.
De niet genodigden
De bruiloft was gereed, maar de genodigden hadden getoond deze niet waard te Zijn. Zij hadden meer interesse voor hun akkers en koophandel en verhieven zich op hun positie. Maar de koning wilde, ondanks zijn teleurstellende ervaringen met de eerstgenodigden, toch een gevulde bruiloftszaal. De slaven worden naar de uitgangen der wegen gezonden. Nu zijn de niet genodigden aan de beurt, de “vreemdelingen van de verbonden der belofte”.
Reeds bijna 20 eeuwen gaan Gods gezanten de wereld door. God neemt de grootste zondaar aan. Er is een eeuwig heil bereid! Komt tot de bruiloft!
Mensen die geen rechten hebben, die ook op grond van hun houding en praktijken er helemaal geen aanspraak op maken, worden tot de bruiloft geroepen. Helaas zijn el, heel wat, die de roepstem om tot het grote feest van God te komen, niet willen aannemen.
Hun mond zegt misschien wel “ja” op de uitnodiging, maar in hun hart verwerpen ze die. Er zijn altijd mensen geweest, die de schijn wekken christen te zijn, maar wier hart onbekeerd is en die dus even ver van God vei:wijderd zijn als de grootste godloochenaar.
De bruiloftszaal
De slaven van de koning hadden met hun uitnodiging in de achterbuurten meer succes. De bruiloftszaal vulde zich met gasten. Maar het waren “bozen en goeden” die binnenkwamen. In de gelijkenis van het visnet is ook sprake van “,kwaden en soeden” (Matth. 13 : 48). We hebben reeds opgemerkt dat de Heer een gelijkenis uitspreekt over het koninkrijk der hemelen, zoals het nu, in zijn verbergen karakter, gevonden wordt. We moeten dus bij de bruiloftszaal niet denken aan de hemel. Neen het is het koninkrijk der hemelen in zijn verborgen karakter, dat spreekt van de belijdende christenheid, waarin de ware gelovigen en mensen die slechts in naam Christus belijden, samen gevonden worden. De gelijkenissen in Mattheüs 13 geven dit duidelijk aan.
Geen bruiloftskleed
Ieder kan gemakkelijk als naam-christen de bruiloftszaal binnenkomen. De vraag is alleen maar langs welke ingang en in welke kleding de genodigden binnen komen. Bij een koninklijke bruiloft hoort men passende kleding te dragen. Ieder die van de juiste ingang der bruiloftszaal gebruik maakte, kreeg volgens oosterse gewoonte een passend bruiloftskleed. Zij behoefden daarvoor zelf niet te zorgen. Daartoe waren ze ook niet in staat. De genodigden waren immers arm en berooid.
Zo biedt God elke zondaar een geestelijk bruiloftskleed aan. In ons, oude zondaars gewaad kunnen we voor Hem niet bestaan. Zelfs “al onze gerechtigheden zijn een bezoedeld kleed” (Jesaja 64 : 6).
Er is maar één juiste ingang tot de bruiloftszaal en dat is bij het kruis van Christus. Ieder die daarvan gebruik maakt, ontvangt het kleed des heils (Jes. 61 : 10). Velen belijden wel dat zij deChristus van het kruis kennen, maar zijn nooit bij het kruis geweest. Er zijn maar weinigen, die erkend hebben onwaardig te zijn in Gods oog, en die op grond van geloof het bruiloftskleed ontvangen.
Toen de koning binnenkwam was de zaal gevuld, maar het feest moest nog beginnen. De koninklijke inspectie ging aan de bruiloft vooraf. Bij deze inspectie ontdekte de koning de man zonder bruiloftskleed. Aan deze man zonder feestkleding werd de vraag gesteld:
“Hoe zijt gij hier binnengekomen?” Het was abnormaal, dat hij in de zaal was. Blijkbaar had hij een andere weg gevolgd. Of de deurwachters hadden niet opgelet. Hij hoorde in elk geval niet binnen. Hij kon ook de koning niet van repliek dienen, of zich verontschuldigen: “En hij verstomde”.
Hoe zijt gij binnengekomen?
Geen van de andere gasten had er aanmerking op gemaakt, dat er iemand in de zaal was zonder bruiloftskleed. Zo zijn ook nu de klederen des heils niet zichtbaar voor het menselijk oog.
De vraag: “Hoe zijt gij binnen gekomen?” is wel heel ernstig. De Heer Jezus heeft gezegd: “Ik ben de deur, indien iemand door mij ingaat, die zal behouden worden”.
Elke a:ndere ingang kan de schijn wekken, dat men “binnen” komt, het einde zal het tegendeel aantonen. De man zonder bruiloftskleed werd geworpen in de buitenste duisternis. Men kan verloren gaan, omdat men de uitnodiging botweg afwijst, zoals de eerste genodigden hebben gedaan, maar het resultaat zal gelijk zijn, als men de boodschap niet met het hart aanvaardt, hoewel men uiterlijk heeft meegelopen. Velen worden geroepen door het evangelie. weinigen nemen de boodschap aan met hun hart, en laten daardoor zien, dat zij uitverkorenen zijn. Dat bedoelde de Heer met zijn slotopmerking: “Velen zijn geroepenen, maar weinigen uitverkorenen”.
Jammer genoeg wordt deze uitdrukking, evenals zoveel schriftplaatsen, gebruikt, of beter misbruikt, om de mens een struikelblok in de weg te leggen. “Zie je wel”, zegt men, “er zijn maar enkelen, die behouden worden. Verbeeld je maar niet dat het zo gemakkelijk is. je moet maar afwachten of je er bij bent. Je moet maar net tot de weinigen uitverkorenen behoren”.
Gelukkig dat God als het ware deze tegenwerping heeft voorzien. Hij stopt de mensen, die weigeren in eenvoudig geloof en met berouw over hun zonden tot Christus te gaan, de mond. Bij de bespreking van de gelijkenis uit Lukas 13 :22-30, in het volgend nummer, hopen we dit aan te tonen.