047 jrg 104, 05-1961 Zogenaamde gebedsgenezing getoetst aan de Schrift (3)

4) Ziekte is uit de duivel

Zij die genezing door het gebed leren, beweren ook dat elke ziekte door Satan wordt bewerkt. Als bewijs voeren zij aan:

“Toen ging de satan van des Heren aangezicht heen en sloeg Job met boze zweren” (Job 2 :7).

“En deze, die een dochter van Abraham is, welke de satan achttien jaar gebonden had, moest die niet losgemaakt worden van deze band op de dag des sabbats” (Luk. 13 : 16).

Sommigen gaan zover om ziekte een soort bezetenheid van Satan te noemen. Dit wordt gegrond op de volgende teksten:

“Toen werd een bezetene tot hem gebracht, blind en stom, en hij genas hem, zodat de stomme sprak en zag” (Matth. 12 : 22).

“En Jezus ziende, dat een schare samenliep, bestrafte de onreine geest, zeggende tot hem: stomme en dove geest, ik beveel u: ga uit van hem en kom niet meer in hem” (Mark. 9 : 25).

“En allen genezende, die door de duivel overweldigd waren” (Hand. 10 : 38).

Dat God met ziekte een bedoeling zou hebben, wordt ten stelligste ontkend. We citeren: “Het geloof van velen, die genezing van Christus zoeken, wordt verhinderd door het idee, dat God één of andere bedoeling met hun lijden zou hebben; dat misschien hun ziekte door God is opgelegd, en dat ze geduld zouden moeten oefenen en niet op genezing aandringen. Duizenden goede mensen lijden jarenlang voor niets en sterven vroeg tengevolge van deze ideeën”. (“Zeven stappen” blz. 13).

Anderen beweren: God is een goede Vader, die alleen goede dingen aan zijn kinderen geeft (Matth. 7 : 11).

Ziekte is het werk van Satan, en Christus is gekomen om de werken van Satan te niet te doen. leder, die op Christus vertrouwt, behoeft dus niet ziek te zijn. En mocht het Satan gelukt zijn een gelovige ziek te maken, dan moet men geen dokter raadplegen. Dat wordt door de Schrift veroordeeld, er staat immers: “Doch zelfs in zijn ziekte zocht Asa geen hulp bij de Here, maar bij de heelmeesters” (2 Kron. 16 : 12). Men moet alleen God aanroepen, want “Ik ben de Heer uw heelmeester” (Ex. 23 : 25); “die al uw krankheden geneest” (Ps. 103 : 3) “de gewonde zal ik verbinden en de zieke versterken” (Ezech. 34 : 16).

Zijn deze argumenten juist?

“Het staat er dan toch maar”, hoor ik al iemand zeggen. Inderdaad, zo op het eerste gezicht lijkt alles bijbels. Wie echter verder onderzoekt, merkt dat dit punt even ongefundeerd is als de vorige drie. Men verklaart een tekst volkomen buiten het verband, en trekt de conclusies met een verbluffende eenzijdigheid. Andere teksten, die lijnrecht het tegengestelde zeggen van wat hier beweerd wordt, komen niet in het geding. Het is nodig, dat we het gehele Woord laten spreken, en onze conclusies steeds weer door dat Woord laten controleren.

Satan instrument van God

Het uit het verband rukken van een bepaalde tekst komt bij Job 2 : 7 wel erg duidelijk uit. In vers 3b van dit hoofdstuk lezen we nl. dat God tot Satan zei: “en hij (Job) houdt nog vast aan zijn oprechtheid, hoewel gij Mij tegen hem opgehitst hebt om hem te verslinden zonder oorzaak”.

Dus niet Satan deed het, in feite was het God Zelf, die dit alles over Job deed komen, om zijn naam ten opzichte van Satan te verheerlijken en Job te eren.

Job zag de zaken beter dan de hedendaagse “gebedgenezers”, toen hij zei: “De Here heeft gegeven, de Here – niet Satan – heeft genomen, de naam des Heren zij geloofd” (Job. 1 : 21), en in hfdst. 2 : 10: “Zouden we het goede van God aannemen en het kwade niet?”

We willen nog een voorbeeld aanhalen om te laten zien, dat Satan in zijn handelen dikwijls door God gebruikt wordt. In 2 Sam. 24 : 1 lezen we: “De toorn des Heren ontbrandde weer tegen Israël; Hij zette David tegen hen op, en zeide: Ga, tel Israël en Juda”.

Dezelfde gebeurtenis wordt echter in 1 Kron. 21 : 1 als volgt aangekondigd: “Satan keerde zich tegen Israël en zette David aan, Israël te tellen”.

Ogenschijnlijk is dit met elkaar in tegenspraak, maar toch is het dat niet. Satan wilde Davids hoogmoed gebruiken om koning en volk ten val te brengen, zodat Gods toorn over Israël zou komen. Denk maar hoe hem dat door Bileams raad gelukt was in de velden van Moab. God wilde echter Israël en David reinigen van kwaad, dat zijn alziend oog reeds lang had opgemerkt, en Hij stond Satan toe zijn gang te gaan. Echter niet Satans doel, maar Gods doel werd bereikt. Een gelovige neemt alles wat hem overkomt niet uit de tweede hand, maar uit de eerste, uit Gods hand aan. Dan zijn er dingen, die God niet direct heeft gewild, maar die in het Godsbestuur plaatsvinden onder Gods toelating, als gevolg van de zondeval.

Zieken en bezetenen

De vrouw uit Lukas 13 had, zo zegt vers 11, “een geest van krankheid”. Daaruit blijkt, dat we dus niet zonder meer met een bepaalde ziekte alleen te doen hebben. De andere teksten (Matth. 12 : 22 en Mark. 9 : 25) laten zien, dat demonen iemand konden belemmeren in de uitoefening van de lichamelijke functies. Maar daarmee is niet beweerd, dat ziekte altijd aan een duivelse invloed te wijten is. De Schrift noemt bezetenen en zieken naast elkander, en volkomen onafhankelijk van elkaar (zie Matth. 8 : 16: Mark. 1 : 32-34).

Wie de evangeliën leest, zal het opvallen, hoevele bezetenen en zieken er toen waren. Waar God Zelf op aarde kwam, in de persoon van zijn Zoon, concentreerde ook Satan daar al zijn macht. Het joodse volk ging – vanwege het afwijken van de Heer – gebukt onder zijn macht. En in die algemene zin wordt in Hand. 10, zonder onderscheid te maken tussen ziekte of bezetenheid, gezegd: “allen genezende, die door de duivel overweldigd waren”.

Heeft God geen bedoeling met ziekte?

We behoeven de diverse ziektegevallen, die in de Schrift vermeld worden, maar na te gaan, om deze stelling als een kaartenhuisje in elkaar te zien zakken. We vinden dan de volgende gevallen:

Ziekte en invaliditeit ter voorkoming van hoogmoed.
Nadat Jakob aan de Jabbok met God geworsteld had en overwon, werd zijn heup door de Heer verminkt, zodat hij dagelijks aan zijn afhankelijkheid herinnerd werd (Gen. 32 : 24-32).
Hetzelfde vinden we bij Paulus. Nadat hij opgevoerd was in het paradijs, ontving hij een doorn in het vlees en het doel er van was, dat hij zich op de uitnemendheid der openbaringen niet zou verheffen. Laat het dan een engel des Satans geweest zijn, de doorn in het vlees was door God gegeven (2 Kor. 12 : 7). Dat we hier te maken hebben met een lichamelijk iets, waarschijnlijk een oogkwaal, volgt uit Gal. 4 : 14; 6 : 11; Hand. 23 : 1-6.

Ziekte ter voorkoming van zonde.
Zowel Farao als Abimelech werden met plagen bezocht, toen ze Sara tot zich namen, en in het laatste geval blijkt Gods bedoeling met deze kwalen wel zeer duidelijk (Gen. 20 : 1-7).

Ziekte ter verheerlijking van God.
Jobs geschiedenis is hiervan een sprekende illustratie.
Hoe heeft Job Gods naam verheerlijkt door vast te houden aan de Heer, hoewel alles wat hem overkwam, volkomen onbegrijpelijk voor hem was. En door hoeveel zieken wordt Gods naam niet meer verheerlijkt dan door gezonden? Is Job niet een lichtend voorbeeld voor ons, als we ook door ziekte beproefd worden en we aan de wereld en engelen kunnen laten zien, dat we God niet dienen omdat we zo’n gezond lichaam hebben en alles voorspoedig gaat? Vele “gebedgenezers” lijken op de vrienden van Job: Het is je eigen schuld, je hoeft niet ziek te zijn, je zult wel niet genoeg geloof hebben.

Ziekte als maatregel van Goddelijke tucht.
Een voorbeeld uit het oude testament vinden we in Lev. 26 : 16: “dan zal Ik ook aldus met u doen, en met verschrikking u bezoeken, tering en koorts, die de ogen verteren en het leven doen verkwijnen” (zie ook Ezech. 14 : 19). Het gaat hier om de tucht, die God uitoefende over zijn aardse volk Israël. Duidelijk blijkt, dat God de zender van de ziekte was en Hij er terdege een doel mee had.
Tengevolge van misbruiken bij het avondmaal in de gemeente te Korinthe moest God ingrijpen, zodat we lezen: “Daarom zijn onder u vele zieken en niet weinigen zijn ontslapen”. Dat dit uit Gods hand kwam, blijkt uit 1 Kor. 11 : 32: “maar als we geoordeeld worden, zo worden we door de Heer getuchtigd, omdat we niet met de wereld zouden veroordeeld worden” (zie ook 2 Sam. 12 : 15).
Laten we de Heer dit machtige opvoedingsmiddel niet ontnemen, want dan achten we de kastijding gering. Ook moeten we er niet onder bezwijken, maar er ons door laten oefenen. En laten we bedenken dat kastijden in Hebr. 12 : 4-11 niet wil zeggen een pak slaag geven, straffen, maar tuchtigen in de zin van opvoeden.

Zieke gelovigen, die de bijbel noemt

Dat gelovigen niet ziek behoeven te zijn of invalide, is hiermee eigenlijk al weerlegd. Het is echter nuttig de aandacht te vestigen op een aantal zieke gelovigen, die in de bijbel vermeld worden:

Abia: “In die tijd werd Abia, de zoon van Jerobeam, ziek”. En is deze jongen in wie “iets goeds gevonden werd” genezen? Integendeel, God verloste hem uit dit zondige paleis en nam hem tot Zich (1 Kon. 14).

“Elisa lag ziek aan de ziekte waaraan hij zou sterven” (2 Kon. 13 : 14). Wat doet men met dit frappante feit? Gold voor hem niet: “De Heer is uw heelmeester?” Is de zaak dan toch niet zo eenvoudig als men ons wil doen geloven? Moeten we dan niet eenvoudig aanvaarden, dat God genezen kan en genezen wil, maar dat Hij Zich niet bindt aan onze eenzijdige bijbelopvatting en zelfs de grootste mannen Gods door ziekte tot Zich nam?

Jakob: “Zie uw vader is ziek” (Gen. 48 : l). Ja zegt men, maar dat was van ouderdom.

Hizkia: “In die dagen werd Hizkia ten dode toe ziek”. Deze Godsman was pas 39 jaar en Gods bedoeling was hem tot Zich te nemen: “gij zult sterven en niet herstellen”. Dat God hem nog 15 jaar erbij schonk, doet aan het feit dat hij ziek werd, niets af.

Daniël: “En ik Daniël, was uitgeput en was enige dagen ziek” (Dan. 8 : 27). Vanwege de uitputting tengevolge van Gods visioen!!!

Epafróditus: “omdat gij gehoord had, dat hij ziek was; en hij is ook ziek geweest tot nabij de dood, maar God heeft zich zijner ontfermd… want om het werk des Heren is hij de dood nabij gekomen” (Fil. 2 : 27, 30). Zelfs in de dienst van de Heer kan men dus ziek worden. En Paulus vond het helemaal niet vanzelfsprekend, dat deze dienstknecht weer hersteld werd!!

Trófimus: “Trófimus heb ik te Milete ziek achtergelaten” (2 Tim. 4 : 20).

Timotheüs: “Drink niet langer alleen water, maar gebruik een weinig wijn om uw maag en uw gedurige krankheden (of zwakheden)” (1 Tim. 5 : 23).

Lazarus: “wier broeder Lazarus ziek was”. Dat de Heer hem later opwekte, doet aan het feit niets af, dat hij ziek werd. Deze ziekte was tot verheerlijking van God! (Joh. 11 : 2, 4). Wij hebben van mensen gehoord over wie de naam van Jezus is uitgeroepen, die toch gestorven zijn. En wij vragen zonder enige bijbedoeling, maar terwille van de waarheid en de eer van Jezus’ naam: waarom heeft men ze niet opgewekt??

Dorkas: “En het geschiedde dat zij ziek werd en stierf”. Hier vinden we precies hetzelfde. Dat ze later door Petrus werd opgewekt, doet niets af aan het feit, dat zij, de getrouwe discipelin, stierf wegens ziekte.

Is het raadplegen van een dokter verboden ?

Voorstanders van de leer der gebedsgenezing menen dat het tegen Gods wil is in geval van ziekte een dokter te raadplegen. Zij beroepen zich daarbij op 2 Kron. 16 : 12, waar in ongunstige zin van koning Asa gezegd wordt: “Doch zelfs in zijn ziekte zocht Asa geen hulp bij de Here, maar bij de heelmeesters”.

De zogenaamde gebedsgenezing heeft met haar radicale verklaring in ieder geval dit nut gehad, dat ze ons gewezen heeft op het ene uiterste, nl. om alles van de dokter en de medicijnen te verwachten, en deze niet meer te zien als middelen, die zonder Gods zegen, niet kunnen werken. Maar wil dat nu zeggen, dat we in het andere uiterste mogen vervallen en de dokters en medicijnen rustig aan de kant mogen zetten?

Wat zegt de bovenaangehaalde tekst eigenlijk? Asa was van de Heer afgeweken. In plaats van zich te bekeren tot God en Hem om genezing te smeken, bleef hij volharden in zijn weg van God af, en zocht zijn heil bij de heelmeesters. Dat wordt veroordeeld. En waren dat misschien mensen, wier kunst meer met afgoderij, dan met geneeskunst te maken had? (Vergelijk 2 Kon. 1 : 2).

De Heiland Zelf vergeleek zijn werk met dat van een dokter: “Die gezond zijn hebben geen geneesheer nodig, maar die ziek zijn” (Matth. 9 : 12).

Dat zou dan in onze oren net zo gek moeten klinken als: “Wie de toekomst weet, heeft geen duivelskunstenaar nodig, maar wie die niet weet”. Want een geneesheer zou zich eigenlijk begeven op een terrein dat God toekomt. Waarom wordt Lukas in Kol. 4 : 14 zo uitdrukkelijk “de geliefde geneesheer” genoemd? Het moet volgens de door ons bestreden mening nu niet direct een vleiende titel zijn!

En waarom werden vijgen, olie, een weinig wijn, balsem etc. aangeraden, als geneesmiddelen uit de boze zijn?

Ziekte onder het volk Israël

Israël, als volk, kon zich, zolang het wandelde in de wegen des Heren, verheugen in beloofde aardse zegeningen (zie Lev. 26 : 1-13; Deut. 28 : 1-14). Dan zou de Heer geen straf onder hen zenden, geen van de kwalen van Egypte, want daar gaat het om in Ex. 15 : 26; 23 : 25. Zodra ze echter afweken, vielen ze onder de vloek van het verbond, dan was misoogst, nederlaag en ziekte, in de zin van ziekteplaag, hun deel. Wendden ze zich daarna weer tot de Heer dan genas Hij, want Hij was de heelmeester. Dan kon Hij al hun ongerechtigheden vergeven en al hun ziekten genezen. Deze teksten slaan op het volk als geheel. Daaruit volgt dus in ’t geheel niet, dat een Israëliet niet ziek zou worden, ook al wandelde hij persoonlijk in Gods weg. De hiervóór aangehaalde personen uit het oude testament bewijzen het tegendeel.

Zonde en ziekte

Ziekte en dood zijn een algemeen gevolg van de zonde. God heeft noch het één, noch het ander weggenomen. Wij hebben een broos lichaam, een aarden vat (2 Kor. 4 : 7), onze uitwendige mens wordt verdorven (2 Kor. 4 : 16). De ganse schepping zucht en is in barensnood en ook wij wachten nog op de verlossing van ons lichaam (Rom. 8 : 23). Dat laatste zal ook een vrucht zijn van het kruis, maar die ligt nu nog niet binnen ons bereik. Dit sterfelijke moet nog onsterfelijkheid aandoen, en dit verderfelijke onverderfelijkheid (1 Kor. 15 : 53). Ook de gelovigen zuchten onder de algemene gevolgen van de zonde in deze wereld, die door Christus niet weggenomen zijn. Door geheel natuurlijke oorzaken, infecties etc, worden we ziek. We nemen dat echter niet aan uit de hand van het toeval, noch uit de hand van Satan, maar uit Gods hand. We vragen niet naar het waarom, maar naar het waartoe. God wil ons gebruiken in zijn dienst, zoals we zijn, misschien links zoals Ehud, bij wijze van spreken, opdat niet wij roemen en vereerd worden, maar Hij alleen.

Toen Juda afweek van de Heer, werd het in ballingschap gevoerd. Niet de ongelovige joden alleen, maar onder hen bevonden zich ook gelovige mannen als Daniël en zijn drie vrienden.

En als Osborn dan zegt: “Weiger om ziek te zijn, weiger om invalide te zijn, God wil niet, dat u ziek is”, dan willen wij liever luisteren naar het antwoord dat de Heer aan de slechtsprekende Mozes gaf. Een antwoord, dat de hele redenering, dat ziekte door de duivel wordt bewerkt, ondersteboven gooit: “Toen zeide Mozes tot de Here: Och Here, ik ben geen man van het woord, noch sinds gisteren, noch sinds eergisteren, noch sinds Gij tot uw knecht gesproken hebt. want ik ben zwaar van mond en zwaar van tong. En de Here zeide tot hem: WIE HEEFT DE MENS EEN MOND GEGEVEN, WIE MAAKT STOM OF DOOF, ZIENDE OF BLIND? BEN IK HET NIET, DE HERE?” (Ex. 4 : 10, 11).

Laten we hier “Amen” op zeggen, in alle eerbied.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies