Handelingen 2:38 – Kritisch commentaar
Voor velen van ons is het blad “De Stem in de Woestijn” geen onbekende. Op het terrein van evangelisatie en praktische geloofsbeleving bevat het vaak goede artikelen. Dit opwekkingstijdschrift maakt geen propaganda voor een bepaalde geloofsgemeenschap. Als er echter onderwerpen ter sprake komen, die te maken hebben met de persoon en het werk van de Heilige Geest, worden er gedachten naar voren gebracht, die kenmerkend zijn voor “pinksterkringen”.
Ik wil niet vervallen in de fout van de discipelen, die tegen de Heer zeiden: “Meester, wij zagen iemand, die in uw naam boze geesten uitwierp en wij hebben het hem verboden, omdat hij (u) niet met ons volgt” (Luk. 9:49). Toch wil ik er op attenderen dat het beslist nodig is het blad kritisch te lezen. Niet alle nummers van dit tijdschrift zijn geschikt om doorgegeven te worden.
Zo stond in het oktobernummer van 1973 een artikel getiteld: “De doop met de Heilige Geest is een bepaalde ervaring”. Tegen dit artikel heb ik ernstige bezwaren. De ondertitel ervan luidt: “Ieder, die de volgende stappen doet, kan zeker zijn, dat hij met de Heilige Geest gedoopt wordt”.
“Zeven eenvoudige stappen, die ieder nog heden kan doen, en het is absoluut zeker, dat wie ze doet, de zegen ontvangt. Wij vinden ze alle zeven in Hand. 2:38….”
Daarna worden deze zeven stappen, voorzien van commentaar, opgesomd. De ruimte staat me slechts toe hiervan een korte samenvatting te geven.
Als eerste stap wordt “de bekering” genoemd, die wordt omschreven als een verandering van gezindheid ten opzichte van God, ten opzichte van Jezus Christus en ten aanzien van de zonde. In Hand. 2:38 gaat het om een veranderde gezindheid ten opzichte van Jezus Christus. Die andere gezindheid komt daarin uit, dat we Jezus Christus als Heiland of Verlosser aannemen. Wie kan zeggen: “Ik verlaat mij op wat Jezus Christus deed, toen Hij mijn zonden aan het kruis droeg in zijn eigen lichaam”, die is gered en heeft de eerste stap gedaan om de doop met de Heilige Geest te ontvangen.
De tweede stap, zo gaat het artikel verder, is een verandering in gezindheid ten aanzien van de zonde, namelijk dat we alle zonden nalaten. We kunnen niet beide bezitten: de Heilige Geest en onze onheilige zonden. Een duidelijker ervaring als bij uw bekering kan vandaag nog uw deel zijn, wanneer u slechts uw zonden aflegt.
Als derde stap wordt de doop aangegeven, met als motivering:
“Er is een openlijke belijdenis voor de wereld nodig van het feit, dat wij onze zonden afleggen en Jezus Christus aannemen. De doop met de Heilige Geest is niet voor heimelijke gelovigen, maar voor diegene, die er openlijk voor uitkomt, voor de wereld de zonde vaarwel zegt, en belijdt, dat hij Jezus Christus aanvaardt”.
En wanneer iemand reeds is gedoopt en toch niet de Heilige Geest bezit, dan zou hij iets dergelijks moeten doen, namelijk openlijk afstand doen van zijn zonden en Jezus Christus belijden.
De vierde stap wordt omschreven als “gehoorzaamheid”. Hand. 5:32 wordt hierbij aangehaald:
“Wij zijn getuigen van deze dingen en ook de Heilige Geest, die God hun gegeven heeft, die Hem gehoorzaam zijn”.
De vijfde stap is “dorsten”, waarbij gewezen wordt op Joh. 7:37-39. We moeten dus beseffen de Heilige Geest nodig te hebben.
Voor de zesde stap wordt verwezen naar Luk. 11:13. We moeten bidden om de Heilige Geest te ontvangen. Dit wordt geïllustreerd met een voorbeeld van een gebedssamenkomst te Chicago.
En als zevende stap wordt de lezer voorgehouden, dat hij moet geloven, dat God geeft wat hij begeert. Als tekst wordt Mark. 11:24 aangehaald en Jak. 1:5.
Ik geloof met deze korte weergave de schrijver toch wel recht te hebben gedaan. De kernpunten van zijn betoog heb ik letterlijk of bijna letterlijk overgenomen.
Alvorens deze zeven stappen na te gaan, wil ik eerst een paar algemene opmerkingen maken.
a. De auteur spreekt over de doop met de Heilige Geest en verwijst naar Hand. 2:38. Petrus spreekt daar echter helemaal niet over de doop met de Heilige Geest, maar over het ontvangen van de gave van de Heilige Geest. En als Gods Woord twee verschillende uitdrukkingen gebruikt, dan moeten we ons
zorgvuldig afvragen of er niet twee verschillende kanten wordt belicht. Deze nauwkeurigheid ontbreekt in dit artikel.
b. De schrijver heeft het over zeven stappen, die in Hand. 2:38 staan opgetekend, maar verschillende van de stappen die hij noemt, zijn in die Schriftplaats helemaal niet te vinden. Bepaalde teksten worden er bij gehaald zonder te letten op het verband waarin en de gelegenheid waarbij ze zijn uitgesproken.
c. Daartegenover wordt de kerntekst uit de bijbel, die ons het effect van de doop met de Heilige Geest schildert, helemaal niet genoemd. Ik doel op 1 Kor. 12:13: “Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen; wij allen zijn met één Geest gedrenkt”. Wie niet met de Heilige Geest gedoopt is, behoort niet tot het lichaam van Christus – de gemeente –, en is dus geen christen in de bijbelse zin van het Woord.
d. Wat betreft het ontvangen van de Heilige Geest houdt de schrijver geen rekening met wat andere Schriftplaatsen daarover zeggen. Een tekst als Ef. 1:13, 14, die in feite het betoog van de schrijver omverwerpt, wordt niet genoemd.
e. De hoofdfout van de auteur is, dat hij het ontvangen van de Heilige Geest verwart met het vervuld zijn met de Geest. Dat dit twee verschillende zaken zijn, maakt het boek de Handelingen heel duidelijk. Van hen namelijk, die op de pinksterdag de Heilige Geest ontvingen en die er toen tevens mee vervuld werden, wordt later gezegd, dat ze opnieuw vervuld werden met de Heilige Geest (Hand. 4:31).
Laten we dan nu de zeven stappen eens nader bekijken. Met de eerste kunnen we het volledig eens zijn. Zonder bekering is er geen doop, of geen ontvangen van de Heilige Geest mogelijk. Maar dan de tweede stap: We moeten onze zonden afleggen.
Zoals de schrijver het gesteld heeft, is dat niet hetzelfde als de bekering. Beide vinden ook niet gelijktijdig plaats. Pas als de zonde is afgelegd volgt er “een duidelijker ervaring”.
De noodzakelijke conclusie moet dus zijn, dat een bekeerde, “een geredde” eerst een zekere proefperiode moet hebben doorgemaakt voordat hem de Heilige Geest geschonken wordt. Trouwens, de uitdrukking “tweede stap” maakt dat duidelijk. Merkwaardig is, dat hier ieder Schriftbewijs ontbreekt. Dat is ook niet te geven, want de Schrift weet niets van een dergelijke proefperiode. Uit Hand. 10:44, 45 blijkt, dat God het werk van de Heilige Geest aan het hart van Cornelius en de zijnen direct bezegelde door de Heilige Geest te schenken op het moment dat ze tot geloof in Jezus Christus kwamen. Bovendien is de uitdrukking: “We kunnen niet beide bezitten: de Heilige Geest en onze onheilige zonden” wel zeer ongelukkig gekozen. Het is niet zo, dat we eerst onze zonden praktisch hebben af te leggen en dan pas de heilige Geest ontvangen. Het is juist andersom. Zodra we tot geloof komen, ontvangen we de heilige Geest en die stelt ons in staat ook praktisch heilig te leven. Galaten 5:17 zegt het zo kenmerkend:
“Want het vlees begeert tegen de Geest, en de Geest tegen het vlees, en deze staan tegenover elkaar, opdat gij niet doet wat gij wilt”.
Hierbij valt op te merken dat Paulus zich richtte tot gelovigen zoals uit vers 1 en vers 13 van dit hoofdstuk blijkt. Helaas is het mogelijk dat een gelovige
ook na zijn bekering bepaalde zonden gaat koesteren en dus het vlees laat werken.
Volgens het artikel is dat:
- óf onmogelijk – iemand die één keer de Heilige Geest en onze onheilige zonden kunnen we niet samen bezitten” –
- óf een gelovige verliest dan het bezit van de Heilige Geest.
De Schrift laat echter zien, dat een gelovige helaas kan zondigen (vergel. 1 Joh. 2:1). Zo iemand “bedroeft dan de Heilige Geest” (Ef. 4:30) en hij kan onmogelijk vervuld zijn met de Geest (Ef. 5:18). Maar dat is heel wat anders als de Heilige Geest niet meer te bezitten. Juist voor gelovigen geldt de vermaning:
“Als wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest wandelen” (Gal. 5:25). Dan alleen zullen we de begeerte van het vlees niet volbrengen Gal. 5:16).
Natuurlijk is het duidelijk, dat iemand, die zegt, dat hij zich bekeerd heeft, maar die rustig in zijn vroegere zonden blijft doorleven, de Geest niet bezit. Niet omdat hij de tweede stap niet heeft gedaan, maar omdat het leven van de man aantoont dat hij niet oprecht bekeerd is.
Over zulke schijngevallen van bekering heeft de schrijver het echter niet. De uitdrukking “een duidelijker ervaring als bij uw bekering” bewijst dat. Hij heeft het over mensen, die “gered zijn”. Daardoor worden de christenen in feite in twee groepen verdeeld namelijk:
a. bekeerden, die geloven in Jezus Christus en dus gered zijn en
b. gelovigen met nog een heerlijker geestelijke ervaring, die als het ware op een hoger plan verkeren, omdat zij met de Heilige Geest gedoopt zijn. De Schrift kent dit onderscheid echter niet. Zij onderscheidt “geestelijken” en “vleeslijken” (1 Kor. 3), maar beide bezitten de Heilige Geest.