2-Corinthiers 5:1 / Uit: “Bode des Heils in Christus”, jaargang 122 (1979)
Kritisch commentaar
In het nummer van 8 september 1978 van “Waarheid en Eenheid” (het blad van de verontruste Gereformeerden) schreef de bekende ds. M. Vreugendenhil een artikel getiteld: “Kritiek en nog eens kritiek?” Hij verklaart daarin waarom er kritiek nodig is en keert zich tegen moderne opvattingen als: de bijbel is niet onfeilbaar, er is geen hel, het komt niet op geloof in Jezus Christus aan maar op liefde tot je naaste…
Wat de strekking van dit artikel betreft, ben ik het hartelijk eens met deze dienstknecht van de Heer; het stuk bevat echter een opmerking waar ik graag even op in wil haken. De schrijver haalt kennelijk met instemming (althans zonder er commentaar bij te leveren) de woorden van een oude man van 90 jaar aan die hem gezegd had:
“Heb ik nu heel mijn leven mij vergist? Wat ben ik dan een dwaas geweest. 10 jaar heb ik veel geld gegeven voor de Geref. Kerken, ik heb nachten wakker gelegen uit angst voor de hel, voorbereidingsweken voor het Heilig Avondmaal waren mij een kwelling, gedachten aan de onmogelijkheid van de Bijbelse verhalen waren voor mij een bewijs hoe zondig ik was en noem maar meer op. Ik ging nooit naar een bioscoop, ik durfde mijn meisje nauwelijks aan te raken uit vrees voor een gedwongen huwelijk, enz. Is dat nu allemaal onzin geweest? Of was het in de lijn van Gods Woord?”
Hoewel ik de bedoeling van deze oude baas volkomen begrijp en tot op zekere hoogte met hem kan meevoelen is er toch iets in zijn uitspraak dat ik niet plaatsen kan.
Ik wil aannemen dat hij vóór hij belijdenis deed nachten wakker gelegen heeft van angst voor de hel. Dat is te begrijpen. Deze vrees drijft uit tot de Redder Jezus Christus. De tollenaar heeft zich ook niet erg gelukkig gevoeld, toen hij zei: “O God wees mij, zondaar, genadig”. Zijn schuldbewustzijn en zijn verlorenheid dreven hem echter naar God toe.
Toen deze nu negentigjarige belijdenis deed hij met Zondag 1 beleed dat zijn enige troost in leven en in sterven Jezus Christus was, toen was die angst toch weg?! Toen kon hij toch met de apostel Paulus zeggen:
“Waar wij weten, dat als onze aardse tent waarin wij wonen afgebroken wordt wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, een eeuwig, in de hemelen” (2 Kor. 5:1).
Vanaf dat moment reisde hij net als de kamerling zijn weg toch met blijdschap? Of toch niet???
Laat ik maar aannemen van wel, dan kan ik die vroegere angst voor de hel heel goed plaatsen.
Werd er bij mensen in de wereld maar werkelijk deze vrees gevonden… Maar nu het vervolg van zijn uitspraak:
“Voorbereidingsweken voor het heilig Avondmaal waren mij een kwelling”. Dat slaat toch kennelijk op de tijd dat hij al belijdend lid van de Geref. Kerken was. En dat kan ik nu beslist niet plaatsen.
Toeleven naar het moment dat je samen met de broeders en zusters in de Heer het Avondmaal mag vieren om samen aan de Heer te denken. Hem te loven en te danken voor de redding die Hij aangebracht heeft op Golgotha… is dat een kwelling? Is dat de zin van het Avondmaal, dat je de weken vooraf je diep ongelukkig voelt? Staat er niet:
“Verblijdt u altijd in de Heer. Nog eens zeg ik: verblijdt u!” (Fil. 4:4).
Natuurlijk begrijp ik wel waarom de voorbereiding een kwelling was voor deze man. Mijn kritiek richt zich dan ook niet zozeer op hem als wel op de instelling van die voorbereiding en wat daar in de praktijk van gemaakt is.
Deze broeder werd bepaald bij de heiligheid van God en bij zijn eigen zondigheid: hij… aan het Avondmaal?
Was hij daar wel klaar voor? En toen ging hij wroeten in zijn hart en ontdekte hoe zondig hij was. Was hij dan wel geschikt? Kon hij de Heer wel aan zijn heilige dis ontmoeten…?
Ik ben er vrij zeker van dat zulke gedachten hem door het hoofd gespeeld hebben. De zaak is namelijk dat door de voorbereiding de gelovige mens gewild of ongewild op zichzelf wordt teruggeworpen. De gedachte wordt gewekt dat wij ons geschikt moeten maken om aan het Avondmaal te gaan. En dat is fout. Wij zijn geschikt gemaakt door Jezus Christus. God heeft ons aangenomen in Hem. Wij moeten niet zien op onszelf maar op wat God voor ons gedaan heeft.
Ik ben er vrij zeker van dat de kwelling van deze oude man niet lag in het feit dat hij zoveel zonden ontdekte die hij gedaan had en die hij moest belijden en goed moest maken met zijn naaste. Nee, de kwelling bestond dacht ik daarin dat hij door zijn hart te wroeten ontdekte dat dat hart nog even zondig van aard was als altijd.
Hij had waarschijnlijk gehoord, maar niet verwerkt dat
“in mij, dat is mijn vlees, geen goed woont” (Rom. 7:18).
Hij zag wel op Jezus Christus die vóór hem gestorven was, maar hij zag niet dat hij met Christus gestorven was. Hij besefte niet dat God met hem als zondaar eens voor goed had afgerekend. Dat God de “zonde in het vlees” geoordeeld had (Rom. 8:3).
De voorbereidingsweken voor het Avondmaal zijn duidelijk een instelling van de mens. In de bijbel vinden we niets dat daarop op wijst. De eerste christenen vierden in het begin waarschijnlijk elke dag het Avondmaal (vgl. Hand. 2:42 met vers 46) waaraan een liefdemaal verbonden was.
Later werd dat gedaan op elke eerste dag der week, zoals zich uit Hand. 20:7 laat afleiden en waarvan de kerkgeschiedenis getuigt.
Van een aparte voorbereidingszondag of van voorbereidingsweken weet de Schrift niets. En zeker niet van voorbereidingsweken waarin we onszelf min of meer beproeven moeten of we wel geschikt zijn om “aan te gaan”.
In feite komt daarmee de mens in het centrum te staan. Zoals gezegd worden we op onszelf teruggeworpen in plaats van enkel te zien op de Heer.
Natuurlijk hebben deze voorbereidingsweken een bepaalde achtergrond. Kun je namelijk aan het Avondmaal gaan als er zaken in je leven fout liggen, als er ruzie is tussen broeders enz.?! Om die zaken te effenen heeft men de voorbereiding ingesteld, daarbij kennelijk denkend aan Matth. 5:23, 24:
“Wanneer gij dan uw gave offert op het altaar en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat daar uw gave vóór het altaar, en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom dan en offer uw gave”.
Men vergeet echter dat deze persoon niet opgeroepen wordt om een week lang zich voor te bereiden op zijn offeren, maar dat hij op stel en sprong naar zijn broeder moet toegaan, de zaak in orde moet brengen en dan ook meteen geschikt is om de gave die hij bij het altaar gelaten heeft, te offeren. Ook vindt men een grond daarvoor in 1 Kor. 11:28:
“Maar laat een ieder zichzelf beproeven en zo eten van het brood en drinken van de drinkbeker”.
waarbij men wijst op vers 27 waar gesproken wordt over:
“Wie onwaardiglijk dit brood eet” (St. Vert.).
Men vergeet dan echter dat uit de samenhang en uit de tekst zelf blijkt dat het gaat om “op onwaardige wijze eten” (zie Voorhoeve- en NBG-vertaling).
In Korinthe waren er die dronken aan de dis van de Heer aanzaten en beschouwde men het Avondmaal als een gelegenheid om zich te goed te doen. Men onderscheidde niet dat het brood het lichaam van de Heer voorstelde. Welnu, in die zin hebben we ons te onderzoeken of we wel weten wat we doen als we Avondmaal vieren. Maar dat is heel wat anders als je zelf beproeven zoals dat in de christenheid gebeurt, waarbij men zich min of meer aan een waarde oordeel onderwerpt, wat bij oprechte mensen een kwelling wordt.
Soms verwijst men naar 2 Kor. 13:5:
“Onderzoekt dan uzelf, of gij in het geloof zijt, beproeft uzelf. Of erkent gij van uzelf niet, dat Jezus Christus in u is? Zo niet, dan zijt gij verwerpelijk”.
Dit vers is echter niet bedoeld om “in je zielenleven te wroeten”. Het slaat terug op vers 3. De Korinthiërs vroegen zich af of Paulus wel een goede apostel was. Wel, zegt de apostel, als je daar het bewijs van wilt hebben, onderzoek dan je zelf of je in het geloof bent. Dat waren ze immers… maar dat waren ze door de prediking van Paulus. Ze konden het bewijs dus in zichzelf vinden.
Geen van deze teksten rechtvaardigt de voorbereidingstijd die men heeft ingesteld.
Maar zonden dan die bedreven zijn en twist die er onder broeders heerst?
Wel, die zonden moeten beleden worden, en de twisten bijgelegd, enz. Maar daar hebben we geen weken voor nodig, dat kan tussen twee zondagen in. Beter gezegd: dat moet direct gebeuren nadat het misgegaan is!
“Als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid” (1 Joh. 1:9).
Let wel, er staat niet: “Dan is God barmhartig en genadig” maar “Dan is God getrouw en rechtvaardig” namelijk… ten opzichte van Christus en van ons omdat Christus voor ons zijn bloed gestort heeft.
Zo kan het zijn dat zelfs op de zondag en vlak voor het Avondmaal ons een verkeerde gedachte door het hoofd schiet (en dat kan ondanks weken van voorbereiding). Maakt dat ons ongeschikt om het Avondmaal te vieren? Gelukkig niet… wie zou immers dan nog vrijmoedigheid hebben?
Ne, we oordelen die gedachte en laten ze geen wortel schieten. Het feit dat het vlees nog in ons is kunnen we zelfs op de meest heilige ogenblikken ervaren maar dat maakt ons niet ongeschikt. We zijn geschikt, niet in onszelf, maar in Christus.
Het is zo jammer dat van het getuigenis van deze negentigjarige zo weinig blijdschap uitgaat. Is dat nu christen-zijn? Ik kan me voorstellen dat jongeren zich teleurgesteld afwenden als dit het nu zou wezen. Ik hoop dat het voor de man die geciteerd werd ook niet zo gebleven is, maar uit zijn woorden blijkt dat helaas niet.
Graag had ik gezien dat Ds. Vreugdenhil naast instemming te betonen toch ook op dit gemis in zijn getuigenis gewezen had. En nog meer zou ik willen dat hij de kwestie van de voorbereiding eens aan Gods Woord ging toetsen.
Onderwijl echter moeten wij die elke zondag het Avondmaal vieren eens de hand in eigen boezem steken. Geen voorbereidingsweken… daar zijn we op tegen, akkoord! Maar… zijn alle zaken bij ons voor de zondag geregeld? Of zondigen wij nooit… niet tegen God en niet tegen mensen?
Valt er bij ons niets in orde te brengen? Verbeelden we ons dat we beter zijn dan vele mede-christenen die gebukt gaan onder de kwelling van het uitzichtloze zelfonderzoek?
Vergeet dat dan maar rustig. Liggen er geen kwesties die nooit goed uit de weg geruimd zijn?! Kennen wij de term “zand erover” niet… en de daarmee gepaard gaande praktijk…?!
Het is nog geen zondag… heeft u niet iets in orde te maken?