Johannes 14:3 / Uit: “Bode des Heils in Christus”, jaargang 123 (1980)
Gegevens niet zo maar te combineren
We hebben gezien, dat de gegevens betreffende de opname van de gelovigen niet zonder meer te combineren zijn met die van de verschijning van Christus om de volken te oordelen. Om nog even te herhalen:
a. bij de opname worden de gelovigen opgenomen de Heer tegemoet in de lucht (Joh. 14:3; 1 Thess. 4:17) om in het Vaderhuis gebracht te worden (Joh. 14:2), waarna zij altijd met de Heer zijn (1 Thess. 4:17).
b. bij de verschijning van de Heer om de volken te oordelen komt de Heer op aarde (Zach. 14:1-7); de volken zullen voor Hem verschijnen en gescheiden worden in schapen en bokken, waarbij als maat van beoordeling geldt de behandeling die deze beide groepen aan een derde groep “deze mijn broeders”, ten deel hebben laten vallen (Matth. 25:31-46).
Deze beide gebeurtenissen zijn nooit terug te brengen tot één ineenvloeiend gebeuren. De gelovigen zouden dan namelijk eerst de Heer tegemoet gaan in de lucht om dan met Hem neer te dalen op aarde, waarna ze onder de volken gemengd moeten worden om er vervolgens weer als schapen uit geselecteerd te worden. Evenmin kan men de opname na het oordeel over de volken plaatsen, want dan zou de Heer eerst weer de aarde moeten verlaten om vervolgens terug te keren waarna dan de “schapen” Hem tegemoet zouden gaan.
Bovendien is er nog een onoverkomelijk bezwaar tegen de directe samenvoeging van de beide gebeurtenissen aan te voeren. Bij de opname is slechts sprake van twee groepen: de gelovigen worden weggenomen de Heer tegemoet, terwijl de ongelovigen achterblijven. Bij het oordeel over de volken vallen echter drie groepen te onderscheiden: “de bokken”, “de schapen” en “deze mijn broeders”.
Nu tracht men van “kerkelijke” zijde deze drie groepen tot twee te reduceren door “deze mijn broeders” te vereenzelvigen met de “schapen” maar dat is puur een verlegenheidsoplossing. De Heer zegt immers tegen de schapen in overeenstemming met zijn woord tegen de bokken, “voor zoveel gij het gedaan hebt aan één der geringsten van deze mijn broeders” (Matth. 25:40, vgl. vs. 45). Anders toch had dit woord moeten luiden: “voor zoveel gij dat aan de minste onder jullie hebt gedaan”, maar zo spreekt de Heer niet. Hij richt zich tot het totaal van de schapen aan zijn rechterhand en wijst hen allen op “deze mijn broeders”. Het woord “deze” geeft aan, dat in de voorstelling die broeders als getuigen daarbij staan. Wat aan de geringsten van die groep gedaan is, is aan de Heer gedaan. Iedere onbevangen lezer kan niet anders dan hier drie groepen onderscheiden en geen twee.
De bijbel is geen puzzelboek
De beide “stukjes” van de puzzel van de profetie, te weten het “stukje” van de opname van de gelovigen en dat van de verschijning van Christus om te oordelen, passen dus niet in elkaar. Er horen een paar “stukjes” tussen en een daarvan is dat van de Grote Verdrukking.
Ik gebruik hier welbewust het bekende beeld van de legpuzzel. Hal Lindsey heeft dat beeld op zijn wijze onder woorden gebracht en daarop is fikse kritiek gekomen. Tj. Boersma heeft zijn bestrijding van Lindsey de sprekende titel “De Bijbel is geen puzzelboek” meegegeven. Ds. Velema schrijft in “Koers”: “Velen hanteren de bijbel als een legpuzzel”. En prof. Runia laat in het Centraal Weekblad eenzelfde geluid horen.
In zoverre deze schrijvers zich keren tegen berekeningen van de wederkomst kan ik hun kritiek bijvallen. Maar daarover gaat het nu niet. Het gaat erom of profetische gegevens in een schema gebracht kunnen worden of niet.
Het is merkwaardig, dat zij die zich hiertegen keren geen enkel bezwaar hebben om de gegevens betreffende de geloofsleer in een schema te zetten. Wat is de Heidelbergse Catechismus namelijk anders dan een systematisch opgezette geloofsleer, waarbij men de diverse gegevens gerangschikt heeft in drie groepen al naar ze betrekking hebben op de begrippen “ellende”, “verlossing” en “dankbaarheid”. Om maar niet te spreken van de diverse theologische systemen die men heeft samengesteld. Men bevindt zich trouwens in goed gezelschap wat dit combineren van Schriftgegevens betreft, want Paulus doet in de Romeinenbrief niet anders. Wat met het oog op de leer wel mag, schijnt echter ten aanzien van de profetie taboe te zijn. Profetische gegevens schijnen zo vaag en zo ongrijpbaar te zijn, dat je ze niet in een systeem kunt brengen. Met klem brengt men naar voren, dat profetie geen vooruitvertelde historie is. Men kan echter eenvoudig constateren wat deze beweringen waard zijn door de reeds vervulde profetie aan een onderzoek te onderwerpen. De gegevens daarvan staat nergens in het oude testament bij elkaar. Bij de ene profeet vinden we dit, bij de andere dat. Die gegevens zijn echter heel wel te combineren. Ik neem over wat ik hierover in “De bijbel én de belijdenis?” heb opgemerkt.
Gegevens betreffende de komst van Jezus Christus “in het vlees”
Micha laat zien dat Hij te Bethlehem geboren zou worden (Micha 5:1). Jesaja getuigt dat hij zou stammen uit Isaï, maar dan op een tijd, dat het koningshuis afgehouwen is (Jes. 53:2 en 11:1). Dat zijn verwekking “zonder mans toedoen” (Ned. Geloofsbelijdenis art. 18) zou plaatsvinden, zegt Jes. 7:14 en het lag al besloten in de term “zaad van de vrouw” (Gen. 3:15). Het is weer Jesaja die aankondigt dat het werkterrein van de Messias in het Noorden, in Galilea zou liggen (Jes. 8:23; 9:1).
Dat hij niet als een volksmenner zou optreden maar in zachtmoedigheid en nederigheid zijn weg zou gaan is door deze zelfde profeet duidelijk aangegeven (Jes. 42:2) en eveneens dat zijn uiterlijk, zijn gedaante niets opzienbarends zou hebben, maar integendeel verachtelijk zou zijn (Jes. 53:2).
Aangaande het werk dat Hij zou verrichten laat de Schrift ons evenmin in het ongewisse (Jes. 53:9, 10; Zach. 11:12, 13).
Zijn dood is ook duidelijk aangegeven en eveneens laat zich afleiden dat Hij met goddelozen zou sterven en at het plan was Hem samen met hen in één graf e begraven. Dat dit echter niet door zou gaan zegt Jesaja weer heel duidelijk met de mededeling dat Hij bij de rijke in zijn dood was (Jes. 53:9). Over zijn opstanding spreekt de Schrift met de woorden dat God zijn Heilige niet over zou geven om verderving te zien en dat Hij niet in het dodenrijk gelaten werd (Ps. 16:10). Dat Hij ten hemel zou varen om zich aan de rechterhand van God te zetten deelt ons het oude testament ook mee (Ps. 110:1).
Nu kan men zeggen dat dit natuurlijk gemakkelijker achteraf te reconstrueren is. Akkoord, maar het was vooraf ook te doen – zij het moeilijker, want de gegevens sluiten op elkaar aan in tijdsorde. De vraag is namelijk niet of het moeilijk of gemakkelijk is, maar of het kan. En we zien dat het kan.
Het is juist de fout van de Joden geweest dat ze niet nauwkeurig Schriftgegevens gecombineerd hebben. Ze wisten dat de Messias uit Bethlehem zou komen, maar ze hadden kunnen weten dat de Messias in Galilea werken zou. Het eerste hadden ze van Jezus van Nazareth historisch moeten nagaan, het tweede hadden ze uit de profetie moeten halen (zie Joh. 7:41, 42).
Omdat ze de profetie niet als één geheel namen en de Schriftgegevens niet met elkaar combineerden, fungeerde de profetie bij de Joden niet als een licht op hun pad. Natuurlijk kwam dat mede door ongeloof, maar dat is niet het enige, want met al hun ongeloof wisten ze wel dat de Messias uit Bethlehem moest komen. Welnu, hetzelfde geldt voor ons. De profetie kan onmogelijk een licht op ons pad zijn, als we de profetische gegevens niet in verband met elkaar brengen.
Hiaten in profetische aanduidingen
Met dit alles willen we niet ontkennen, dat het profetisch woord een bepaald karakter heeft. Dat heeft het zeker, Ik citeer opnieuw uit mijn reeds genoemde boek. Bij de uitleg van het profetisch woord doen zich moeilijkheden voor waar we op bedacht moeten zijn. Zo betekent het feit dat twee zaken vlak na elkaar vermeld worden niet dat de vervulling ook direct na elkaar zal plaatsvinden. Terecht heeft men de profeet vergeleken met iemand die in een berglandschap de ene piek na de andere ziet opduiken. Voor het oog liggen deze pieken vlak achter elkaar, in werkelijkheid zit er echter een wijd dal tussen.
Neem bijv. Jes. 9:5 en 6. De geboorte van de Messias en zijn regering worden in één adem genoemd.
ijdens zijn leven op aarde heeft Hij zijn Messiaanse regering echter niet aanvaard. Tussen beide ligt zijn dood, opstanding, hemelvaart en wederkomst. Zach. 9:9, 10 verbindt zijn komst op de zogenaamde palmzondag met zijn wederkomst ten oordeel en met zijn regering. Jes. 11:1 spreekt over zijn geboorte, vers 4 daarentegen over zijn komst ten ooreel, die in Openb. 19:11-21 beschreven wordt.
Dit zijn enkele voorbeelden ter illustratie. Typerend is ook Jes. 61:1, 2. In die verzen wordt gezegd dat de Messias zal prediken het aangename jaar des Heren en de dag der wrake van onze God. Als de Heer, zoals in Luk. 4:18, 19 vermeld wordt, deze verzen aanhaalt, houdt hij na de woorden “aangename jaar des Heren” op en zegt: “Heden is deze Schrift in uw oren vervuld”. Het uitroepen van de dag der wrake komt namelijk nog.
Tot zover deze citaten.
Met inachtneming van dit typerende kenmerk valt er echter wel degelijk een overzicht van toekomstige gebeurtenissen samen te stellen.
Dikwijls laten zich daarbij de hiaten opvullen met gegevens die we bij een andere profeet vinden.
Geen vooruitgezegde geschiedenis?
En als men zegt, dat profetie geen vooruitgezegde geschiedenis is, dan laat ook deze tegenwerping zich gemakkelijk weerleggen. Daniël 11 geeft immers puur voorzegde geschiedenis en dat wel zo nauwkeurig dat bijbelcritici met alle geweld het ontstaan van dit boek omstreeks het jaar 150 voor Chr. willen dateren om van profetie geschiedbeschrijving te maken. Hetzelfde geldt van het boek Openbaring. In dat boek worden wel degelijk profetische gegevens met elkaar in verband gebracht en wel degelijk is er sprake van een volgorde in de gebeurtenissen (zie bij. Openb. 12:14). Zo goed als bepaalde bijbelgedeelten of bijbelboeken een zekere systematische weergave van profetische gegevens bieden, zo goed laten zich door de hele bijbel verspreide gegevens in een systeem brengen. Of, beter gezegd, is de poging geoorloofd deze gegevens door combinatie in een schema onder te brengen.