Uit: “Bode des Heils in Christus”, jaargang 123 (1980)
Vragen over omgang tussen jongens en meisjes (1)
Vraag 1.
Het schijnt dat er volgens ouderen tussen een jongen en een meisje niet gewoon een vriendschapsband kan bestaan. Niet zodra wordt je bij elkaar gezien of ze hebben je al aan elkaar gekoppeld. Wat vindt u daarvan?
Antwoord:
In vergelijking met andere landen mogen jongelui uit onze kring in ons land echt niet mopperen wat de vrijheid van omgang tussen jongens en meisjes betreft. Er zijn heel wat gelegenheden waar je elkaar ongedwongen kunt ontmoeten, en als men je daar eens een praatje met deze of gene ziet maken, wordt daar toch echt niet zo gauw “wat van gedacht”.
Iets anders is het als je steeds “met dezelfde” gezien wordt. Dat men je dan aan elkaar “koppelt” ligt voor de hand. De ouderen weten namelijk uit ervaring dat het in zo’n geval meestal niet gewoon bij vriendschap blijft. Voor jullie is het ook erg belangrijk dat te beseffen. Je kunt wel zeggen: het is maar vriendschap en dat houden we zo, maar je hebt je gevoelens niet in de hand. Óf bij de jongen óf bij het meisje groeit er toch meestal iets van liefde. Als de ander die gevoelens dan niet kan beantwoorden loopt het op een teleurstelling uit.
Het is bij het aanknopen van vriendschappen dus wel zaak je daar rekenschap van te geven. En zodra het bij jezelf of bij de ander meer wordt dan gewoon vriendschap, terwijl die gevoelens niet beantwoord worden, dan moet je stoppen met de omgang en geen spelletje met de ander spelen.
Vraag 2.
Kun je met 16 jaar al verkering hebben? Of wordt dat toch niets?
Antwoord:
De praktijk leert, dat een jonge begonnen verkering niet altijd op een mislukking behoeft uit te lopen. Diezelfde praktijk leert echter ook, dat het wel vaak een fiasco wordt. Op jeugdige leeftijd ben je in de regel nog niet zo zeker van je gevoelens.
Op een bepaalde leeftijd vindt een meisje de vertegenwoordigers van het andere geslacht niet meer (allemaal) van die “akelige jongens”. En een jongen heeft het op een bepaald moment niet meer over die “snert meiden”. Veel dieper zit het echter nog niet, hoewel ze menen heel wonderlijke gevoelens te voelen opborrelen. De jongelui zoeken elkaar op: stoer doen aan de ene kant, gegiechel aan de andere.
Als ze al over liefde praten is dat niet veel meer dan “kalverliefde”; het eigen belang gaat nog altijd voor. Van opoffering – een kenmerk van echte liefde – is nog geen sprake.
Daar kan een serieuze liefde uit groeien, maar dat behoort wel tot de uitzonderingen.
Nee, over verkering op jeugdige leeftijd kan ik echt niet zo enthousiast doen. Er komt nog bij, dat als het “aan blijft” je een heel lange verkerings- of verlovingstijd hebt, wat nu ook niet zo aan te bevelen is.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over het belangrijkste, namelijk welke plaats je voor de leiding van God in deze zo belangrijke zaak hebt ingeruimd.