Leviticus 11:5
Uit: “Bode des Heils in Christus”, jaargang 127 (1984)
‘Jongelui, in deze les gaan we het hebben over het gezag van de Bijbel, of beter over het waarheidsgehalte van de bijbelse uitspraken. We belijden dat de Bijbel Gods Woord is, maar het is goed om dan aan te geven wat we daaronder verstaan. Kijk, vroeger verstond men dat zo, dat men aan alle bijbelse uitspraken hetzelfde gezag toekende. Men maakte geen onderscheid tussen bijbelse uitspraken over de geestelijke dingen, over het geloof en de uitspraken met betrekking tot de natuur, de geschiedenis en dergelijke. In de moderne tijd hebben we daar echter wat beter zicht op gekregen en weten we dat we de laatste soort uitspraken niet als absoluut betrouwbaar kunnen opvatten’.
Na deze inleidende woorden somde de leraar een aantal bijbelse uitspraken op, die de toets van de kritiek niet zouden kunnen doorstaan. En daar was dan ook bij, dat de Bijbel beweerde, dat konijnen en hazen herkauwers zijn (Lev. 11:5, 6, voor ‘klipdassen’ hebben de Statenvertalers ‘konijnen’ staan). Met dergelijke bewoordingen wordt in de godsdiensten en op kringavonden e.d. over de Bijbel gesproken. En daar zit je dan als scholier van orthodoxen huize. Als het ware vlak voor je ogen wordt de Bijbel van zijn voetstuk gegooid of wil men hem althans een paar toontjes lager laten zingen.
Nu is deze kritiek op de Schrift al meer dan eens weerlegd, maar het kan geen kwaad er nog eens de aandacht op te vestigen. Het blijkt namelijk, dat men onverdroten op hetzelfde aambeeld blijft hameren en nog steeds met het herkauwende konijn komt aandragen om de Bijbel in zijn gezag te beperken.
Het leuke is nu, dat in moderne wetenschappelijke werken op de merkwaardige spijsvertering van het konijn de aandacht is gevestigd. In de Summa Encyclopedie is onder het kopje ‘haasachtigen’ daarover het volgende opgemerkt:
Konijnen hebben een eigenaardige spijsvertering, wat pas onlangs ontdekt is; het zwaar verteerbare plantenmateriaal moet het darmkanaal tweemaal passeren. In de holen eten ze de zachte faecaliën direct uit de endeldarm, terwijl de typische harde keutels later buiten geproduceerd worden.
Heel interessant is het artikel ‘Konijnen vroeger en nu’ in het boek ‘Konijnen houden’ geschreven door Ann Williams, vertaald door Felix Thijssen en uitgegeven bij Kosmos.
Ik laat het hier volgen:
Toen de Feniciërs meer dan duizend jaar voor Christus tijdens hun zwerftochten het huidige Spanje bereiken, merkten ze dat het daar wemelde van een diersoort, die hen aan de klipdas uit hun vaderland (het huidige Libanon) deed denken. Er waren er zoveel van, dat ze het nieuwe gebied ‘Land van de Klipdassen’ doopten.
De maag van het konijn is berekend op grote hoeveelheden voedsel; het konijn eet wanneer het maar de kans krijgt en het nieuwe materiaal duwt het eerder opgenomen voedsel door de spijsverteringskanalen. Zoals veel grazende dieren is ook het konijn een herkauwer; het herkauwen gebeurt tussen de eetpartijen door of terwijl het dier in het hol uitrust. Dit feit wordt al in de Bijbel vermeldt, maar het lijkt min of meer te zijn vergeten en is eerst onlangs weer ‘herontdekt’. Het herkauwen bij een konijn gebeurt namelijk op ongewone wijze. Terwijl koeien en schapen de voedselmaterie in brokken oprispen en op hun gemak herkauwen, maakt het konijn een speciaal soort zachte keutels, omhuld door een proteïne-vlies, die ongeveer zes uur na de laatste maaltijd gedropt en ongeveer een uur later weer worden opgegeten.
Deze zachte keutels verschillen volkomen van de harde mestkeutels. Een derde deel van de maag is er doorgaans mee gevuld; in de maag verteren ze verder en lossen dan op. Bij de wilde konijnen heeft dit herkauwsysteem als voordeel dat de dieren lange tijd ondergronds kunnen blijven zonder er op uit te hoeven voor voedsel. Het houdt ook het hol schoon. Het schijnt dat konijnen hoogst zelden keutels ondergronds afscheiden.
Dit pseudo-herkauwen is al waargenomen bij konijnen die pas drie weken oud waren. Men denkt dat de zachte keutels, door gisting in de darmen, de konijnen van vitamine B voorzien. Experimenten waarbij de konijnen voedsel zonder vitamine B werd gegeven, gaven te zien dat de konijnen kerngezond bleven en toch nog vitamine B-overschotten uitscheidden. Dat wijst erop dat ze in staat zijn om zelf vitamine B te produceren.
Als konijnen zeer goed gevoed worden en feitelijk onbeperkt, kunnen eten, kan de aanmaak van zachte keutels stoppen, maar onder normale omstandigheden gebeurt dat niet. Toch is dit herkauwen moeilijk waar te nemen en veel mensen houden al jarenlang konijnen zonder dat ze er iets vanaf weten. Waarschijnlijk maken konijnen in hokken en met regelmatige voertijden minder zachte keutels, maar ze maken ze beslist en ‘herkauwen’ ze dan overwegend ’s nachts. Zelfs in de konijnenindustrie, waar gaasvloeren worden gebruikt waar de keutels doorheen vallen, maken de konijnen zachte keutels en eten ze.
Door iemand op een Bijbelkring werd mijn aandacht op deze artikelen gevestigd, en hij verschafte me fotokopieën ervan. De uitspraak ‘Dit feit wordt al in de Bijbel vermeldt’ is wel heel typerend. Niet vanwege de schrijffout die er ingeslopen is, maar vanwege het feit dat men de bijbelse uitspraak vroeger als onjuist gekwalificeerd heeft.