Geld dat stom is, maakt recht wat krom is.
Mammon- De uitdrukking ‘Mammon’ voor geld zou de indruk kunnen wekken, dat geld dus wel iets kwaads is in zichzelf. Met de Mammon wordt niet alleen het geld op zichzelf aangeduid; maar het geld met zijn kwalijke invloeden. Het geld kan een afgod voor je worden en dan wordt het de onrechtvaardige Mammon. Het bijvoeglijk naamwoord ‘onrechtvaardig’ moeten we hierbij niet over het hoofd zien.
Het geld zelf is niet onrechtvaardig, maar mensen misbruiken het geld voor onrechtvaardige daden. Dat we het geld zelf niet als iets kwaads moeten beschouwen, blijkt ook wel uit vs.9 van Luk.16. Daar lezen we dat we ons vrienden moeten maken met de onrechtvaardige Mammon opdat we ontvangen zullen worden in eeuwige tenten. En bij God heiligt het doel toch echt de middelen niet. Het betekent dat we niet het geld verafgoden, maar het gebruiken om God te dienen. Door goed te doen met ons geld maken we ons vrienden voor de eeuwigheid.
We kunnen ons bezit gebruiken om evangelisatiewerk te steunen. Zij die erdoor bekeerd worden, staan ons bij wijze van spreken in de hemel op te wachten. We kunnen het geld gebruiken om gelovigen ermee te dienen of het werk Gods in algemene zin. Zij die daarvan de zegen ontvangen, zullen we straks in de hemel ontmoeten. Iemand heeft eens gezegd: ‘je kunt je geld niet meenemen als je sterft, maar je kunt het wel vooruitzenden’.
Dat is een waar woord. In 1Tim.6:19 wordt gezegd, dat als we vrijgevig en mededeelzaam zijn, we een goed fundament wegleggen voor de toekomst, opdat we het werkelijke leven ontvangen. Het eeuwige leven is natuurlijk niet te koop; dat is de bedoeling niet. De Schrift laat duidelijk uitkomen dat het eeuwige leven alleen ontvangen wordt op grond van geloof. Maar dat geloof blijkt uit onze werken. Dat blijkt ook daaruit hoe we handelen met ons aardse bezit. Als we dat gebruiken voor de Heer dan tonen we daarmee ons geloof. We dienen namelijk òf God òf de Mammon ermee. Als we met ons geld de Heer dienen, zullen we in de hemel het loon ervoor ontvangen.
En als je nu niet rijk bent?
In doorsnee genomen zijn we hier in het westen allemaal rijk in vergelijking met onze voorouders en in vergelijking met derde-wereld-bewoners. Onze ouders moesten vaak elk dubbeltje tien keer omdraaien voor ze het uitgaven. We lopen niet meer met gestopte kleren zoals zij. De keuken staat vol met de voortbrengselen van de techniek. De provisiekast is meestal goed gevuld. En kopjes zonder oor verdwijnen zonder meer in de afvalbak. Al zijn we niet steenrijk, we hebben het, in doorsnee genomen, goed. Wij kunnen dus ook de Heer dienen met wat we bezitten. Zelfs de arme weduwe deed dat. Ze wierp nota bene alles wat ze bezat in de schatkist. Van de rijken staat dat ze er veel inwierpen en dat was heel goed, want van de twee stuivers van de weduwe kon de tempel niet onderhouden worden. Maar God waardeerde die twee stuivers meer dan de forse bedragen die de rijken in de schatkist deponeerden.
In 2Kor.8:12 staat een belangrijk woord, namelijk dat ‘men aangenaam is naar wat men heeft, niet naar wat men niet heeft’. Er is een verhaal van twee Griekse christenen, die het hadden over vrijgevigheid. De één, Theofilus geheten, zei tegen zijn kameraad: ‘Zeg Christophorus, als jij twee paarden had, zou je er dan één aan de Heer geven?’
Christophorus knikte heel overtuigend van ja. Daarop ging zijn vriend verder: ‘En als je nu vier koeien had, zou je er dan twee aan de Heer geven?’ Ook die vraag werd bevestigend beantwoord. Daarop ging Theofilus voort met: ‘En als je nu zes schapen had, zou je er dan drie aan de Heer afstaan?’ ‘Da’s gemeen’, stoof Christophorus op, ‘want je weet dat ik zes schapen heb’. Aangenaam naar wat je hebt, niet naar wat je niet hebt…
Het volmaakte Voorbeeld
Het volmaakte Voorbeeld van geven hebben we in de Heer Jezus. Paulus schrijft aan de Korinthiërs over een collecte voor de armen in Judea. Dat is een prozaïsch onderwerp, zouden we zeggen. Niet erg geestelijk op zichzelf. Maar de apostel laat er ineens het licht van het evangelie op vallen. Hij wijst op Christus, die rijk was, maar om ons arm is geworden, opdat we door zijn armoede rijk zouden worden (2Kor.8:9). Paulus wijst hier niet op het kruis wat de verzoening betreft.
Nee, hij wijst op de opofferingsgezindheid van de Heer als het grote Voorbeeld voor ons. Hij aan Wie heel het aardrijk toebehoort en alle hemelse rijkdommen, kwam hier op aarde en had er geen rustplaats voor het hol van zijn voet. Voor zijn onderhoud was Hij afhankelijk van anderen… Zijn grootste armoede werd zichtbaar op het kruis, waar Hij ontkleed en berooid hing. En dat alles had Hij over om ons arme zondaars rijk te maken. Als we dat voorbeeld goed tot ons laten doordringen worden we ervoor bewaard ons hart te zetten op de aardse bezittingen. Dan zullen we integendeel graag ons bezit, veel of weinig, willen gebruiken om er de Heer mee te dienen.
Verstandig beheer
Nog een enkel woord ter waarschuwing voor uitwassen. De vrouwen die Christus dienden met hun goederen, hebben natuurlijk niet alle goederen te gelde gemaakt zodat ze daarna blut waren. Dan zouden ze de Heer maar kort hebben kunnen dienen. Nee, ze dienden Hem met dat wat hun bezittingen opbrachten. Je moet niet de bron wegdoen, maar van dat wat de bron voortbrengt de Heer dienen. Als er acute nood is, zoals er in de begintijd was te Jeruzalem, dan kan het gewenst zijn akkers te verkopen (Hand.5:32-37). Dan ben je echter wel je produktiemiddel kwijt. Normaal zal het zo zijn, dat we van de opbrengst van de akker geven aan de Heer. Natuurlijk kan de Heer bepaalde personen roepen om alles wat ze bezitten op te geven om Hem te dienen, maar dat is niet de algemene regel.
Geven van tienden?
Een tweede uitwas is, dat het geven opgelegd wordt. Zo zijn er gemeenschappen waar het geven van tienden verplicht gesteld wordt. Is het geven van tienden dan niet een goede gewoonte? Het ware te wensen dat alle christenen tienden gaven. Wat zou er dan veel gedaan kunnen worden! ‘Ja, maar geven van tienden lees je alleen in het Oude Testament’, zei eens iemand tegen evangelist Vink. Heel ad rem antwoordde deze: ‘Als u een nieuwtestamentische aanwijzing wilt, neem dan een voorbeeld aan Zacheüs; die gaf de helft van zijn bezittingen aan de armen.’
Of om een ander voorbeeld te nemen. Een christen in Spanje zei tegen een Amerikaans evangelist die op bezoek was: ‘Onze predikant zegt, dat we als christenen eigenlijk tienden moeten geven, maar dat hoeft toch niet, dat is toch wettisch?’ De Amerikaan antwoordde laconiek: ‘Als ik u was, zou ik me door mijn predikant niet in mijn geven laten inperken’.