Vaak zeggen we tegen elkaar, dat we als christenen zo rijk zijn. We denken dan niet aan materiële, maar aan geestelijke rijkdom, aan rijkdom in de Heer. We zingen het ook in een lied: ‘Heer, hoe rijk zijn wij in u’ (Geestelijke Liederen 193:3).
Nu is het mooi om dat zo te zeggen of te zingen, maar er dreigt het gevaar, dat we niet goed dóórdenken bij wat we zeggen of zingen. We hebben een vrij vaag algemeen besef van onze rijkdom, maar als iemand ons vraagt die rijkdom eens te specificeren, zijn we daartoe dan in staat?
Zelfs al kunnen we dat wèl, dan kan het geen kwaad nog eens na te gaan wat onze rijkdommen zijn. Ik denk namelijk aan het woord van Petrus dat hij het nodig vond zijn lezers aan bepaalde zaken te herinneren, hoewel ze die zaken wel wisten (2Petr. 1:12).
Toen we tot bekering kwamen
Om ons die rijkdommen voor de geest te halen,kunnen we niet beter doen dan eens terug te denken aan onze bekering. Die bekering hield in dat we beseften dingen gedaan te hebben waarmee we God onteerden. We kregen oog voor Gods heiligheid en voor onze zonden die daar lijnrecht mee in strijd waren. We beseften dat we vergeving van onze zonden nodig hadden. Welnu, de Schrift zegt dat ieder die in Christus gelooft vergeving van zonden ontvangt (Hand.10:43). Die vergeving hebben we ontvangen (Ef.1:7; Kol.1:14). Is dat rijkdom of niet?!
We leerden ook zien, dat we dienstknechten, beter gezegd: slaven van de duivel waren. We voelden zijn macht. De Bijbel verkondigde ons echter dat Christus door zijn dood de duivel overwonnen heeft opdat Hij allen bevrijden zou die door vrees voor de dood hun hele leven door aan de slavernij waren onderworpen (Hebr.2:14).We bekeerden ons niet alleen van de duisternis tot het licht, maar ook van de macht van de satan tot God (Hand.26:18). Niet meer in de slavernij van de duivel, maar bevrijd te zijn uit zijn macht – is dat niet even wat! Stel je voor dat je wonend op Cuba. in de cel gestopt bent op verdenking van staatsvijandige praktijken. Je zit jaren gevangen. Maar dan vindt er een staatsgreep plaats en worden alle politieke gevangenen bevrijd. Wat een ervaring als de celdeur opengaat en je te horen krijgt dat je vrij bent! Je springt toch zeker een gat in de lucht! Wel, wij mogen ook een gat in de lucht springen bij de gedachte dat Satan niets meer over ons te zeggen heeft.
Bij onze bekering kregen we niet alleen besef van onze zonden, maar ook van onze zondigheid. We zagen dat we innerlijk niet deugden, onze geaardheid was zondig. We voelden de macht van de zonde in ons.
We hadden misschien even de gedachte dat het met ons in orde was omdat we geloofden in de Heer Jezus, maar de ontdekking dat we nog die boze zondemacht in ons hadden, bezorgde ons twijfel en angst. Was het wel echt met ons in orde? Maar God deed gelukkig geen half werk. Hij maakte ons duidelijk dat Christus niet alleen de duivel, maar ook de zondemacht overwonnen had. We leerden inzien dat Christus niet alleen onze zonden in zijn lichaam droeg op het kruishout, maar dat Hij ook voor ons tot zonde werd gemaakt, zodat wij gerechtigheid van God in Hem zijn geworden. (1Petr.2:21-25; 2Kor.5:21; Rom.8:3). Dat Christus vóór ons gestorven was, was al een geweldige ontdekking, maar dat wij mèt Christus voor de zonde gestorven waren was nog veel geweldiger.
Vroeger waren we vijanden van God en stonden onze zonden tussen Hem en ons in. Die zonden werden echter bedekt door het bloed van Christus en wij werden met God verzoend. ‘Verzoening zie ik, als ik u aanschouw’, zo zingen we. We hebben ook een nieuw leven,het eeuwige levenontvangen, zodat we kinderen van God zijn en net als de Heer Jezus mogen zeggen:‘Abba, Vader’ (Mark 14:36; Rom.8:15; Gal.4:6). We weten dat God ons liefheeft, we hebben zijn liefde leren kennen en verheugen ons daarin. Is dat niet fantastisch?!
Maar we zijn er nog niet. Als we kinderen zijn dan zijn we ook erfgenamen: Erfgenamen van God en medeërfgenamen met Christus (Rom.8:17; Gal.4:5,6). Dat houdt in dat als Christus het koninkrijk als erfenis ontvangt, wij het ook ontvangen, niet als onderdanen, maar als mederegeerders. Is het niet om van te duizelen! Een geweldige toekomst van eer en glorie wacht ons. Maar ook een toekomst in een sfeer, die gekenmerkt wordt door de liefde van de Vader voor de Zoon. We krijgen immers een plaats in het Vaderhuis. Dat houdt in: innig contact met de Vader in zijn directe tegenwoordigheid.
Er zou nog veel meer te noemen zijn. De opsomming hierboven is onvolledig, maar Ef.1 zegt ons dat we gezegend zijn met alle geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten. Er ontbreekt ons dus geen enkele zegen.
Toen ik met een reisgezelschap in Israël was, spraken we erover dat er zo ontzaglijk veel stenen op het land lagen, vooral op de berghellingen. Ja, grapte onze gids: ‘ We zijn steenrijk’. Welnu, wij zijn niet rijk aan stenen, maar wel steenrijk in de Heer Jezus Christus. Als we dat tot ons laten doordringen, past ons maar één ding: God de Vader en Jezus Christus, onze Heer danken en grootmaken voor deze rijkdom.