Nathanaël is een Israëliet waar we niet zoveel van weten. Zijn naam betekent: ‘gave van God’ of ‘God is gever’. Zijn ouders hebben hem dus kennelijk als een geschenk van God ontvangen. Zo behoren ouders ook nu nog hun kinderen te zien, en vaak wordt dat door gelovige ouders ook zo vermeld op het geboortekaartje.
In Joh.1:46 lezen we dat Filippus Nathanaël opgezocht heeft. Zo mogen we de uitdrukking ‘Filippus vond Nathanaël ‘ wel interpreteren, want Nathanaël liep niet rond maar zat onder een vijgeboom. Een toevallig treffen was het kennelijk niet.
Als het goed is zien ouders hun kinderen als een gave van God. Maar kinderen behoren daarmee in overeenstemming zichzelf ook als een gave van God aan hun ouders te beschouwen. Het komt er dan wel op aan, dat ouders laten merken dat ze blij zijn met dat Gods geschenk.
Afkomstig uit Kana
Blijkens Joh.21: 2 kwam Nathanaël uit Kana. Dat is het plaatsje waar Jezus later zijn eerste teken zou doen. Het lag in Galilea, dat het terrein van de volken genoemd werd. Bij de Judeërs stond Galilea niet in hoog aanzien en men verwachtte zeker geen profeet uit dat gebied (Joh.7:52).
Of we uit een belangrijke stad, familie of vooraanstaand land komen is niet van groot gewicht. Het komt erop aan hoe we als persoon zijn, en hoe we ons ontwikkelen.
Een gelovige Jood
Filippus begroet zijn vriend met de woorden:’Wij hebben Hem gevonden van Wie Mozes in de wet geschreven heeft, en de profeten: Jezus, de Zoon van Jozef, van Nazareth’. Deze uitroep zegt zowel iets van Filippus als van Nathanaël. Alhoewel er nog maar enkele profetieën aangaande Jezus van Nazareth in vervulling waren gegaan, was Filippus toch al ervan overtuigd, dat Jezus de profeet was waarover Mozes gesproken had (Deut.18:15-18) en wiens komst door de profeten was aangekondigd. Zou trouwens de persoon van de Heer en de aard van zijn spreken niet de meeste overtuigingskracht op Filippus hebben uitgeoefend (vgl: Joh. 7:26)? Hoe dat ook zij: Filippus geloofde in Jezus als de Verlosser en hij zou nooit zo tegen Nathanaël gesproken hebben als hij deed, als deze een onverschillige Jood was geweest, die alleen maar leefde voor het hier en nu. Nathanaël moet een godvrezende Jood geweest zijn.
Het geloofsleven begint met te geloven in God: dat Hij bestaat en dat Hij trouw is en hen beloont die Hem zoeken (vgl. Hebr.11:6). Daarnaast en onafscheidelijk ermee verbonden is er het geloof in het Woord van God, het aanvaarden van wat in de Bijbel.staat en daarmee rekening houden.
Een negatieve reactie
De reactie van Nathanaël op de uitroep van Filippus heeft iets weg van een koude douche voor Filippus: ‘Kan uit Nazareth wat goeds zijn’? Sommigen hebben uit dit antwoord opgemaakt dat Nazareth een beruchte stad zou zijn geweest. Het kan echter ook betekenen dat Nazareth als een onogelijk klein plaatsje in de ogen van Nathanaël in profetisch opzicht niets te bieden had. Filippus laat zich echter niet uit het veld slaan door de negatieve opmerking van zijn vriend. Hij antwoordt eenvoudig: ‘Kom en zie’. De overtuigingskracht in de woorden van Filippus is in elk geval zo groot, dat Nathanaël met hem meegaat. Het laat ook zien, dat het verlangen naar de Messias bij Nathanaël aanwezig is.
We mogen best wat sceptisch zijn als men ons dingen komt vertellen die o.i. onaanvaardbaar zijn. Maar bereidwilligheid om iets te testen, is belangrijk.
Een Israëliet zonder bedrog
De begroeting van de Heer:’Zie, waarlijk een Israëliet in wie geen bedrog is’ verbaast Nathanaël. Ze roept ook bij ons vragen op, maar dan bijvoorbeeld van deze aard: ‘Waren alle Israëlieten erg bedrieglijk en was Nathanaël nu een gunstige uitzondering op het geheel? Of was hij een Israëliet van wie het als extra bijzonderheid bekend was, dat hij recht door zee ging? We weten niet welke gedachten in het hoofd van Nathanaël speelden bij het horen van deze uitspraak, maar één ding weten we wel, dat hij de woorden van Jezus serieus neemt in die zin, dat deze rabbi hem doorschiet. Zijn vraag:’Vanwaar kent u mij’? geeft dat aan, als die tenminste niet bedoeld is in de zin van:’Hoe kunt u mij kennen?’
Hoe dat zij, het antwoord van de Heer, ‘dat Hij hem gezien had onder de vijgeboom voordat Filippus hem riep’ slaat als een bliksemstraal in het hart van Nathanaël in. Met de woorden: ‘Rabbi, u bent de Zoon van God, U bent de koning van Israël, belijdt hij zijn geloof. Naar de opvatting van de mensen die Jezus kenden, was Deze de zoon van Jozef (zie Luk.3:23). Zo heeft Filippus hem bij Nathanaël geïntroduceerd. Deze grijpt echter veel hoger en belijdt de Heer als de Zoon van God (Ps.2:7) en als de koning van Israël, die volgens Ps.2 over Sion zou regeren.
Indertijd was er in Amersfoort een gelovige sergeant gelegerd, van wie gezegd werd: ‘Dat is een sergeant die nooit liegt’. Dit getuigenis werd gegeven van br. H. Moll uit Dordrecht. Mooi als zo iets van ons allen gezegd kan worden.
Grotere dingen dan dezeDe alwetendheid van de Heer heeft Nathanaël overtuigd. Hij zou echter grotere dingen zien of ervaren, namelijk dat er een dienstverbinding was tussen de hemel en Jezus Christus, de Zoon des Mensen. In het dienstwerk van de Heer zou dat duidelijk uitkomen.
Natuurlijk denken we bij deze woorden van de Heer aan de geschiedenis van Jakob te Bethel (Gen.27:10-15). Hij zag de verbinding vanaf de aarde naar de hemel. Zo kon die verbinding er alleen zijn doordat Jezus Christus naar deze aarde gekomen is en voor mensen het kontakt met de hemel mogelijk gemaakt heeft. Maken wij gebruik van deze verbinding?
BartholomeüsVan Nathanaël wordt ons verder niets meer in de Schrift meegedeeld dan dat hij erbij was toen de Heer Zich aan de discipelen openbaarde bij de zee van Tiberias (Joh.21:2). Zijn naam wordt alleen door Johannes vermeld en verdere mededelingen over hem als Nathanaël hebben we niet in de Schrift. Waarschijnlijk echter is hij dezelfde als Bartholomeüs. Dat kunnen we konkluderen als we de lijsten met namen van de discipelen in Matt.10, Mark.3 en Luk.6 naslaan. We missen daar de naam van Nathanaël, maar er is wel sprake van een zekere Bartholomeüs. Van deze discipel weten we echter verder geen persoonsgegevens.
Van Nathanaël-Bartholomeüs kunnen dus verder niets zeggen, dan dat hij van het begin tot het eind bij de Heer geweest is en als een van de twaalven op de Pinksterdag als getuige van de Heer is opgetreden.
En dat is genoeg om ook aan deze leerling van de Grote Meester een voorbeeld te nemen., zoals we dat met de ons beter bekende discipelen behoren te doen.