1-Samuël 10:16
SAUL TUSSEN HET PAKGOED
1Sm 10:16-27
Saul is in een privé-ontmoeting met Samuël door de profeet tot koning gezalfd (Sm10:1). Dit moet nu officieel – waar het volk bij is – bevestigd worden. Als Israël bij Mizpa verzameld is, houdt Samuël hen nog een keer voor dat ze met hun wens om een koning te hebben de Here God verworpen hebben.
Bekijk wat er aan de hand is
Er zijn drie redenen waarom het volk om een koning vroeg. De eerste die vermeld wordt, is het feit dat de zonen van Samuël geen goede richters waren (1Sm8:1. Als tweede wordt aangegeven dat het volk een koning wil met een staand leger, zodat ze niet meer afhankelijk zijn van een richter in een tijd van nood (1Sm 8:19). Vervolgens lezen we in 1Sm12:12 dat de dreiging van Nahas, de koning van de Ammonieten, de Israëlieten naar een koning deed verlangen.
Dit laat ons zien dat bij het handelen van mensen, ook van gelovigen in onze tijd meerdere factoren een rol kunnen spelen en het is voor een juiste beoordeling van een zaak van belang na te gaan wat er nu precies aan de hand is om onjuiste of eenzijdige beoordelingen te voorkomen. Hiermee is lang niet altijd voldoende rekening gehouden in de christenheid in het algemeen en ook niet in de broederbeweging.
Nederigheid
Het volgende onderwerp dat in deze verzen naar voren komt, is de bescheidenheid en de nederigheid van Saul. In vers 16 lezen we dat Saul aan zijn oom niets gezegd heeft over de kwestie van het koningschap. Hij heeft er dus niet mee te koop gelopen, maar wist te zwijgen. Als het volk te Mizpa gekomen is, wordt Saul door het lot aangewezen als de koning die God verkoren heeft, maar men moet hem bij het pakgoed vandaan halen. Niet Samuël stelt Saul tot koning aan, de Heer doet dat. Evenmin treedt Saul naar voren om het koningschap te claimen, integendeel hij heeft zich verborgen. Ik meen dat we daarin een bewijs van bescheidenheid of schuchterheid moeten zien dat Saul siert.
Het hele volk juicht als Saul wordt aangewezen als koning, maar Samuël houdt het volk wel voor wat het koningschap inhoudt, welke rechten daaraan verbonden zijn en legt dat vast in een oorkonde. De plichten van de koning zullen daarin ook wel gestaan hebben (vgl. Dt17:14-20). Niet iedereen is blij met Saul als koning. Er zijn er die verachtelijk zeggen:’Hoe zou deze ons verlossen’ Bedoelen ze dat in het algemeen: verlossen als er eens een vijand mocht komen opdagen, of zeggen ze dat met het oog op de dreiging van Nahas? Beide is mogelijk. In ieder geval erkennen ze Saul niet als vorst, ze brengen hem geen geschenk, zoals anderen kennelijk wel deden. De reactie van Saul op deze houding is veelzeggend: ‘Hij hield zich als doof.
Prachtig voorbeeld voor ons. Hoe gauw zijn wij op onze teentjes getrapt als onze [positie of onze kwaliteiten niet erkend worden en laten we dat merken ook. Zo handelt Saul niet, ook niet als duidelijk gebleken is dat hij het volk kan verlossen (zie 11:12,13).
Helaas is Saul niet de nederige maan gebleven die hij was bij het begin van zijn koningschap, maar dat neemt niet weg, dat hij in deze levensfase een voorbeeld voor ons is. De Bijbel houdt ons voor om nederig te zijn. Een paar belangrijke teksten zijn: Sp.16:19; 29:23; Lk1:52; Rm.12:16;Jk1:9; 4:6;1Pt.5:5. Ze zijn het overdenken meer dan waard. Uiteraard is het volmaakt e voorbeeld van nederigheid de Here Jezus Christus, de Koning der koningen en de Heer der Heren. Van Hem hoef ik niet meer te zeggen dan te verwijzen naar Mt11: 25-30 en Jh. 13:1-20. Laten we zijn voorbeeld volgen!