Vraag:
Wij zijn tegen een kerstboom, omdat we dat ‘werelds’ vinden. De meest goddeloze instellingen en dancings hebben zo’n licht. Maar de kinderen vanaf twee tot en met negen jaar vinden zoiets moeilijk te begrijpen. Zoveel gelovigen die zo’n leuke boom hebben, en ook in samenkomsten waar ze staan. Wat zou een verstandige (of, beter gezegd geestelijke) houding zijn ten opzichte van de broeders en zusters, maar ook voor onze Heer en Heiland? Wat is de Heer welgevallig?
Antwoord:
De gestelde vraag kan men principieel en praktisch behandelen. Kijken we naar de principiële kant dan kunnen we dit zeggen:
(a) De instelling van het zogenaamd kerkelijk jaar met zijn feesten van kerstmis, pasen, hemelvaart, pinksteren vindt geen enkele grond in de Schrift. Het volk Israël had een voorgeschreven ‘feestkalender’ zoals blijkt uit Lev. 23, maar voor de Gemeente treffen we in het hele Nieuwe Testament niets van dien aard aan. In feite herdenken wij op de eerste dag van de week alle heilsfeiten van geboorte, lijden, sterven en opstanding van onze Heiland en van de uitstorting van de Heilige Geest. En daarbij zien we vooruit naar de wederkomst van de Heer. Dit is niet een woord van de laatste tijd. Reeds Calvijn heeft zich in deze zin uitgelaten, want deze grote hervormer had het beslist niet op de ‘christelijke feesten’ begrepen. Jammer genoeg heeft hij in de zondagse viering van de heilsfeiten het avondmaal niet die plaats gegeven, die het toekomt, maar dat doet niets af aan de juistheid van zijn visie op de waarde van ‘de viering’ van alle heilsfeiten op de zondag.
(b) In de loop der tijden zijn de christelijke feesten ingevoerd (waarbij het kerstfeest het laatst zijn plaats veroverd heeft). Dit zal zeker onder invloed van het Joodse voorbeeld gebeurd zijn. Daarnaast zien we een sterke heidense invloed, die tot uiting komt in allerlei gebruiken, zoals: het eieren eten met pasen, de symboliek van de paashaas, de kerstboom.
(c) Zeer waarschijnlijk is het kerstfeest in de plaats gekomen van het heidense midwinterfeest en herinnert de kerstboom met zijn altijd groene takken aan het leven dat de winter doorstaat en straks opnieuw zal uitbotten. De heidenen verbonden dat alles met de macht en de werking van hun heidense godheden. Denken we aan de kerstboom, die vaak met spijkers op een voetstuk wordt vastgemaakt, dan wordt Jes. 41 : 7 en 45 : 9vv. haast wel aktueel!
Dus te vuur en te zwaard het houden van het kerstfeest tegengaan? En zo niet, dan toch in elk geval die kerstboom met zijn lichtjes geweerd? Wacht u nog even met die konklusie! Op het bovenstaande valt namelijk nog wel iets aan te merken. Om met het laatste punt te beginnen: de aanhaling van Jes. 41 : 7 en Jes. 45 is hier niet op zijn plaats. Men geeft daarmee een volkomen overtrokken beeld van de situatie. Er is immers niemand, die de kerstboom als een afgod gaat vereren, zoals dat met de afgodsbeelden waarover Jesaia spreekt, wel gebeurde. Zelfs wordt er niet voor de kerstboom geknield en gebeden zoals roomskatholieken dat voor hun heiligenbeelden doen, iets dat we zeer terecht verwerpen. De kerstboom heeft in feite alleen maar een gezelligheidsfunktie. Het is net als met de speculaas, die we eten. De poppetjes die erop staan zijn van oorsprong afbeeldingen van afgoden, maar er is bijna niemand die dat weet. En zeker is er niemand, die bij het eten van speculaas eraan denkt een offerkoek te eten (Jer. 44 : 19). Het hele element van afgoderij is niet meer aanwezig.
Een spreker drukte het eens zo uit: ‘Het afgodisch gif is er de eeuwen door uitgebakken’. Door je tegen zulk soort dingen, die hun oorspronkelijke betekenis volkomen verloren hebben, te verzetten, geef je ze juist de aandacht die ze niet moeten hebben. je roept daarmee de afgodische sfeer op en dat niet voor anderen, maar voor jezelf en je kinderen. Bovendien leggen we op onze jonge kinderen een last, die ze niet torsen kunnen. Ze hebben het al zo moeilijk als het gaat om die dingen, die werkelijk principieel zijn, die ons samenkomen betreffen. De vraag: ‘naar wat voor kerk gaan jullie’ brengt hen vaak in verlegenheid. Om van vele andere vragen: ‘waarom hebben jullie geen dominee’, enz. maar te zwijgen. Moeten we ze ook nog belasten met het geven van een verantwoorde verklaring op de vraag waarom we geen kerstboom hebben?
Ondertussen zitten we al midden in de praktische benadering en mijn persoonlijk advies is het volgende:
Laten we in onze samenkomsten die hele kerstfeestrompslomp weren, zoals dat tot nu toe altijd het geval is geweest. Laten we ons evenmin door het zogenaamde kerkelijk jaar tot kerst-, paas- en pinkstertoespraken laten dwingen, maar laten we net zo goed oppassen voor een reaktiehouding’waarbij we per se met kerst een heel andere sfeer oproepen. Dat is namelijk net zo min uit de Geest als het eerste.
Wij hebben ons namelijk niet te laten dwingen maar hebben ook niets op te roepen. We weten echter allen hoe gemakkelijk er toch iets van onszelf in de diensten kan meewerken.
Gaat het om zondagsschoolfeesten en clubs dan zou ik, mits alle medewerk-(st)ers zich daarin kunnen vinden, voor gezelligheid zorgen hetzij met een kerstboom, hetzij met kersttakken en kaarsjes. De hele sfeer werkt dan mee en bevordert juist de indruk die de vertellingen – naar we toch hopen – op hen maken.
Hetzelfde geldt voor thuis. Sta ten aanzien van kerst net als ten aanzien van Sinterklaas. Dat laatste feest gaan we toch ook niet uit de weg? Alleen ‘ontmythologiseren’ (schrik niet van dat woord in dit verband) we de Sint, die net als Wodan op zijn paard (ja, ja!!) door de lucht en over de daken vliegt en zijn knecht Piet, die dwars door de schoorsteen en ongehavend door de brandende kachel heen iets in de schoenen stopt, ‘heel geruisloos’ als de kinderen groter worden. We leren ze ‘de zogenaamde Sint’ een handje te helpen door voor elkaar cadeautjes te kopen en gedichtjes te maken. Wel, dan hebben de kinderen het fijn thuis, het is een gezellige familiedag en voor schade aan de ‘zieltjes’ der kinderen hoeven we niet bang te zijn. Zo moeten we ook staan ten opzichte van het kerstfeest. Als de kinderen ouder worden leren we ze de dingen in hun juiste proporties zien. We leren ze ‘om er boven te staan’, zodat het ze helemaal niet béïnvloedt. Inderdaad staan er kerstbomen in dancings e.d., maar daar klinkt ook het lied ‘De herdertjes lagen bij nachte’ of ‘Stille nacht, heilige nacht’. Zullen we omdat deze liederen dáár klinken, ze niet meer zingen?
Tenslotte: ik heb hier mijn persoonlijke mening gegeven, die mede gebaseerd is op wat ik zo hier en daar heb opgemerkt. Er zullen onder de lezers zijn, die toch liever de kerstboom uit huis weren met de hele kerstsfeer erbij. Hun wil ik een waarschuwing geven en een vraag stellen. Mijn waarschuwing is deze: pas er dan geweldig voor op dat u van uw kinderen geen farizeeërtjes maakt, die tegen de buurkinderen, waarvan de ouders wel een kerstboom in huis hebben, zeggen: ‘nou, dan zijn jullie heidenen, want het is een heidens ding’.
En mijn vraag is deze: wat geeft u uw kinderen ervoor in de plaats? Weet u een sfeer te scheppen, die tegen het kerstfeest op kan? Weet u te voorkomen dat uw kinderen later zeggen: ‘de kerstdagen waren de somberste dagen thuis, het was een doodse boel terwijl het bij onze vriendjes zo gezellig was’?