Genesis 03:07 Naakt-zijn

Vraag:

a) Kan het naakt-zijn ook anders belicht worden? Spreekt het nieuwe testament daar ook niet over?
b) Als we herboren worden in Jezus Christus, worden onze ogen dan weer min of meer gesloten, zodat de zonden afgezwakt worden?

Antwoord:

a) Het begrip naakt kan zowel een letterlijke als een figuurlijke betekenis hebben. In Gn. 2: 24 heeft het kennelijk een letterlijke betekenis. We lezen dat de mens zijn naaktheid tracht te verbergen door schorten van vijgenbladeren te maken.
In Gn. 3: 7,10 zien we in feite beide betekenissen uitkomen. In vers 7 overheerst de letterlijke betekenis, maar in vers 10 komt de symbolische betekenis naar voren. Toen was Adam immers letterlijk niet meer naakt, hij had zijn naaktheid verborgen. Geestelijk echter stond hij naakt, d.w.z. schuldig voor God. Hij zegt dan ook: ‘Ik ben naakt’ en niet ‘ik was naakt’.
Zijn eigen werken konden die naaktheid, die schuld, niet wegnemen en daarom bekleedt God de mens met rokken van vellen. Dat heeft naast een letterlijke ook een geestelijke betekenis, namelijk dat onze eigen werken onze zondeschuld niet kunnen wegnemen; we moeten door God bekleed worden met de kleren van het heil.
In het N.T. komt deze geestelijke zin van naakt-zijn ook aan de orde en wel in Op3: 17, 18. Zie ook 2 Ko.5: 3.

b) Voordat de zonde haar intrede deed hadden Adam en zijn vrouw er totaal geen last van, dat ze naak waren. Na de val was hun situatie van onschuld verdwenen. Ze kregen een geweten en ook schaamtegevoel. Hoe dit effect precies tot stand gekomen is, staat er niet bij, maar het feit wordt eenvoudig vermeld.
Als we tot wedergeboorte komen, blijft dit schaamtegevoel bestaan. Het is niet zo, dat we als christenen rustig met naaktheid zouden kunnen omgaan alsof dat ons niets zou doen. Er zijn christenen geweest die dat wel meenden. Dat waren de wederdopers onder leiding van Jan van Leiden in Munster en dat liep fout af. Allerlei excessen ontstonden.
Wat anders is dat we als christenen ons niet meer door ‘het vlees’ hoeven te laten beheersen. De macht van de zonde hoeft ons niet meer te beheersen. Zie in dit verband: Rm. 6: 1-14 en Ko.3: 5-15.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies