Betreft: Ex.4: 24-26
Vraag:
Waarom wilde de Heer Mozes doden?
Waarom ging dit over nadat Zippora Mozes tot bloedbruidegom had gemaakt?
Waarom deed juist Zippora dit?
Welke zoon besneed ze?
Antwoord:
God had aan Abraham en zijn nageslacht bevolen de zonen op de achtste dag te besnijden als een teken van het verbond dat Hij met hen gesloten had (Gn.17). De vader als hoofd van het gezin was er voor verantwoordelijk dat dit gebeurde.
In het geval van de zonen van Mozes is het kennelijk zo, dat althans een van de zonen niet besneden was. Mozes had dus in zijn verantwoordelijkheid voor God gefaald. En dat terwijl hij door het geloof wist, dat God hem tot een grootse taak geroepen had, namelijk bevrijder van zijn volk te zijn (Hd.7: 25). Het is nu eenmaal zo, dat iemands verantwoordelijkheid groter is naar gelang de positie die hij inneemt of gaat innemen groter is. Daarom bedreigt God hem met de dood.
We mogen aannemen dat Zippora de besnijdenis tegengehouden heeft daarbij geleid door moederlijke gevoelens. De Heer brengt nu Mozes in gevaar en Zippora heeft begrepen (of het is door de Heer gezegd) dat dit ging om de kwestie van het niet besneden zijn van haar zoon. Daardoor wordt nu juist zij gedwongen om dit te doen. We kunnen ons voorstellen dat de Here door middel van de Engel des Heren Mozes tegengekomen was en hem vastgegrepen had om hem te doden, zodat Mozes zelf de besnijdenis niet kon uitvoeren.
Zij moet nu doen, wat door haar schuld niet gebeurd was! Als ze met de voorhuid van haar zoon de voeten van haar man aanraakt wijkt de Here van hem. Zo wordt Mozes met haar daad geïdentificeerd en wijkt het oordeel van hem. Hoezeer dit alles Zippora ’tegen het vlees’ ingaat blijkt uit haar uitdrukking: ‘Voorzeker gij zijt mij een bloedbruidegom’. Die uitdrukking gepaard met het feit, dat juist zij nu de besnijdenis moest verrichten geeft steun aan de veronderstelling dat zij die heeft tegengehouden. Ze heeft kennelijk de waarde van de handeling niet ingezien en werd afgestoten door het feit, dat haar kind pijn gedaan zou worden en er bloed zou vloeien.
Voor ons zit daar een typologische les in. Christus is inderdaad onze bloedbruidegom, maar dan met dien verstande dat Hij besneden werd en wij in Hem (Ko 2). Hij leed pijn en Hij gaf Zijn bloed. Er is reden te veronderstellen dat de zoon die besneden werd de jongste, dus Eliëzer was. Er wordt namelijk in vers 20 gezegd, dat beide zonen van Mozes bij hem waren. Welnu, het is moeilijk aanneembaar dat de oudste zoon niet en de jongste wel besneden zou zijn. Het is veel eerder zo, dat Mozes zijn oudste zoon besneden heeft, maar dat Zippora dat bij de tweede zoon verhinderd heeft omdat ze dit niet weer wilde meemaken. We moeten hier vanwege de kortheid van het verhaal wel werken met een aantal veronderstellingen, maar die liggen toch redelijk voor de hand.