Betreft: Ex.28: 30 en Dt.33: 8-11
Vraag:
Wat is nu precies de Urim en de Tummim?
Antwoord:
In Ex.28: 4 worden de kleren beschreven, die Aäron moest dragen. Over zijn onderkleed had hij een opperkleed en over dat opperkleed droeg hij een efod. Dat was blijkens vers 6 een prachtig bewerkt kleed, dat korter geweest zal zijn dan het opperkleed. Op die efod was een borstschild bevestigd met gouden kettinkjes (vers 22-25). Het borstschild was volgens vers 16 een vierkante lap stof waarop aan de voorzijde twaalf stenen waren ingelegd met de namen van de stammen erop gegraveerd. Dat wil zeggen een naam op elke steen. Boven op de efod op de schouders waren ook twee stenen ingelegd met elk de namen van zes stammen erin gegraveerd.
Het borstschild van de beslissing was een dubbele lap stof zodat er iets ingestopt kon worden. In dit borstschild nu werden de Urim en de Tummim gedaan (vers 29, 30; zie ook Lv.8: 8). De hogepriester droeg ze zo op zijn hart. En deze vroeg voor het aangezicht van de Heer de beslissing van de Urim (Nm.27: 21; vgl. Ea 2: 63 en Nh.7: 65). Wat nu precies die Urim en Tummim waren staat er niet bij. Evenmin staat er hoe Aäron er mee moest omgaan, hoe hij wist wat de Heer antwoorde.
Men denkt dat het gaat om twee stenen of andere voorwerpen waarvan de naam volgens Luther betekende ‘licht en recht’. Anderen geven als betekenis ‘verlichtingen en volkomenheden’. Men heeft geopperd dat het ‘ja’ en ‘nee’ stenen waren (waarbij men aan twee stenen dacht). De vragen werden dan zo gesteld, dat er enkel met ja en nee op geantwoord behoefde te worden. In bepaalde gevallen zien we ook dat er heel concrete vragen werden gesteld en de antwoorden ook in bevestigende of ontkennende zin gegeven werden (Zie b.v.1 Sm.23: 9-13). Er staat echter ook van Saul, dat de Heer hem niet antwoordde door de Urim. ER kwam dus noch een ja noch een nee uit.
Waarschijnlijk is het zo, dat de hogepriester op de beslissing door middel van de Urim en Tummim toch ook profetisch een aanvulling gaf of dat die profetische aanwijzingen de beslissing van de Urim en Tummim begeleidden. Dat lijkt te volgen uit 1 Sm.30: 8 waar het antwoord verder gaat dan enkel ja of nee. Die gedachte vindt steun in Jh. 11: 50,51, want daar staat dat de hogepriester geacht werd ook te profeteren.
In de nieuwe bedeling hebben wij de verlichting door de Heilige Geest en door het Woord van God. In Jezus Christus is verlichting en volkomenheid openbaar geworden.