Betreft: Ex. 35 i.v.m. 32
Vraag:
De Israëlieten hadden hun gouden sieraden aan Aäron gegeven, die er een gouden kalf van maakte. Waar komt dan het goud vandaan dat ze voor de tabernakel gaven? Hebben ze niet alles gegeven of hebben ze intussen ergens een ander volk beroofd?
Antwoord:
Van beroving van een ander volk lezen we niets en dat is in die tussentijd ook niet erg uitvoerbaar geweest, zeker niet in het dunbevolkte woestijngebied.
Het is mogelijk dat ze slechts een deel gegeven hebben en dus nog genoeg over hadden voor de bouw van de tabernakel. Een andere mogelijkheid is, dat het in Ex. 32 slechts om een deel van het volk gaat, dat zijn sieraden inlevert. De gedachte dat men niet alles gegeven heeft, lijkt het meest waarschijnlijk, want hoofdstuk 32 en 33 spreken steeds over het volk als een geheel.