Betreft: Ez. 36: 26,27
Vraag:
Is met vers 26 de bekering bedoeld? Zeggen deze twee verzen hetzelfde? Is met vers 27 heiligmaking bedoeld? Is het hetzelfde als de doop met de heilige Geest?
Antwoord:
Vanaf hoofdstuk 36 profeteert Ezechiël over het herstel van Israël in de eindtijd. Dan zal het onbekeerlijk hart van Israël veranderd worden in een bekeerd hart. Met vers 26 wordt dus gedoeld op de toekomstige bekering van het volk.
Met de twee verzen wordt niet hetzelfde bedoeld. Vers 27 ziet op de Heilige Geest die ze ontvangen en waardoor ze geleid worden in de kennis van de wegen van de Heer. Dat heeft dus te maken met een heilige levenswandel en kun je ‘heiliging’ noemen.
De doop met de Heilige Geest houdt nu in dat iedere gelovige daardoor bij de Gemeente gevoegd wordt want deze is ontstaan door de doop met de Heilige Geest. De gelovigen zijn tot één lichaam,, dat is de Gemeente, gedoopt (zie 1Ko. 12: 12,13).
Als Israël de Geest ontvangt kun je het een doop noemen, maar het effect is dat God weer onder hen gaat wonen en niet dat ze het Lichaam van Christus vormen.
Deze dingen gelden nu al voor ons. God heeft bij de gelovige het ‘stenen’ zondaarshart veranderd in een ‘zacht’, gelovig hart.
En iedere gelovige heeft de Geest in zijn binnenste (Rm. 8: : 9-11; Ef. 1: 14; 1Ko. 6: 19).