Betreft: Js 54: 1
Vraag:
Kunt u dit vers verduidelijken
Antwoord:
1) God heeft uit Abraham het volk Israël doen voortkomen. Bij de Sinaï¨heeft Hij een verbond met het volk gesloten dat symbolisch een huwelijk wordt genoemd (vergelijk Jr. 2: 2)
2) Aan Israël beloofde God rijke zegeningen, o.a. het bezit van het land Kanaän en uit hen zou de Messias voortkomen (verg.Gn. 12: 1-3 en 17: 1-8). De voorwaarde was echter dat Israël God zou dienen en in de voetstappen van het geloof van Abraham zou wandelen.
3) In de tijd dat Israël ‘de man’ had, werd de belofte van een groot nageslacht al vervuld
4) Israël hield zich echter niet aan het verbond. Dat had tot gevolg dat eerst het tienstammenrijk werd weggevoerd,en daarna het tweestammenrijk. God geeft door Hosea aan dat Hij de ‘huwelijksband’ met het volk verbreekt. Israël krijgt een brief van echtscheiding (lees Hs 1 tot 2: 12). Maar de scheiding zou weer opgeheven worden (Hos. 2: 13-22).
5) Met de terugkeer van het volk uit Babel leek het alsof het herstel zou plaats vinden en Lo-Ammi weer Ammi (‘niet mijn volk’ weer ‘ mijn volk’) zou worden. Het herstel was echter maar tijdelijk. Het volk stond
weliswaar af van de dienst van de afgoden, maar verviel in een dode orthodoxie, in puur wetticisme. Ze meenden aangenaam voor God te zijn en wilden van bekering niet weten. De Messias die hen van hun zonden kon verlossen en een heerlijk herstel kon geven, verwierpen zij.
6) Toen trad de tijd in dat zij uit de de volken op grond van geloof gerechtvaardigd werden en de Gemeente gevormd werd. Allen die zich bekeren en in Jezus Christus geloven worden volgens Gl. 3: 7 (geestelijke) zonen van Abraham genoemd. Dat geldt ook voor de Joden die in Christus geloven.
In zekere zin gaat daarmee in vervulling wat Gl. 4: 27 zegt. Terwijl Israël niet de man heeft, zijn er toch geestelijke kinderen die hun heil mede aan Israël te danken hebben, want het heil is uit de Joden. Maar dat is niet de eigenlijke vervulling van Js. 54: 1. Die vervulling ligt in de toekomst.
7) In deze tijd is het zo dat er over een deel van Israël verharding is gekomen en de gelovigen uit de volken op de wortel ‘Abraham’ zijn geënt en de zegen van Abraham beërven Zij zijn gerechtvaardigd door het geloof en hebben heerlijke beloften voor de toekomst ontvangen. Ze zijn erfgenamen niet slechts van het land Kanaän, maar mede-erfgenamen van de Erfgenaam, Jezus Christus (Zie Hb. 1).
8) De verharding over Israël is echter niet blijvend. Nadat de volheid uit de volken zal zijn ingegaan zal God zich weer over Israël ontfermen en worden zij weer geënt op de wortel van de boom, namelijk op Abraham (Isaäk en Jacob).
Dan zal God heel Israël te samen brengen uit alle delen van de wereld. Dat is het natuurlijk nageslacht dat in de tijd van de verwerping uit Israël (toen ze dus de eenzame, de verstoten vrouw was) is voortgekomen. Maar dat is niet maar een natuurlijk nageslacht, nee het zijn nakomelingen die zich tot God bekeren. Dan zal Israël een gelovig Israël zij, Het zijn niet slechts natuurlijke kinderen, maar tevens geestelijke , werkelijke zonen van Abraham. Zij zullen het vrederijk binnengaan als onderdanen van het rijk van Jezus Christus waarin Hij over hen regeert met alle gelovigen die deel gehad hebben aan de eerste opstanding. Daaronder vallen ook allen die nu tot de Gemeente behoren.